Les 2 [cellen]

Welkom
Bijles biologie H5 18-11
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Bijles biologie H5 18-11

Slide 1 - Slide

Lesson Up & Teams
Lesson Up klascode = zrzoo

Ik upload hierin de bijlessen
Eventueel oefenmateriaal
zet ik in Teams


Slide 2 - Slide

Leertip 
Neem de tabel over en vul deze in met de celorganellen die we gaan bespreken. Zorg dat je meer kan toevoegen. Deze tabel kun je gebruiken bij het leren voor het schoolexamen.
Celorganel
Plant en/of dierlijke cel?
Functies
Hoeveel zitten er in één cel

Slide 3 - Slide

Leerdoel 1.3
Ik ken de functies van de celkern, ribosomen en het endoplasmatisch reticulum




Slide 4 - Slide

a. Wat zit er in de celkern? (R)
b. Wat is de functie hiervan? (R)
c. Kan het de celkern verlaten? (R)

Slide 5 - Open question

DNA in de praktijk
1. DNA kan worden afgelezen en worden gekopieerd. Deze kopie heet RNA

2. RNA kan de celkern wel uit via poriën in de celkernmembraan

3. RNA kan buiten de celkern worden afgelezen, hierbij worden eiwitten gevormd

4. Eiwitten zetten vervolgens allerlei processen in de cel op gang


Slide 6 - Slide

Ribosomen
RNA (kopie van DNA) wordt afgelezen in ribosomen
Hierbij worden eiwitten gevormd


Slide 7 - Slide

Het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
Deelt poriën met de celkern

Bevat ribosomen

Transporteert eiwitten naar de rest van de cel

Elke cel bevat er slechts één

Slide 8 - Slide

Het glad endoplasmatisch reticulum (GER)
Speelt rol bij stofwisseling

Bevat géén ribosomen

Elke cel bevat er slechts één

Slide 9 - Slide

Het golgi-systeem (de laatste stap)
Eiwitten uit het RER en GER gaan via blaasjes naar het golgi-systeem

Dit systeem is de fabriek van de cel, dwz dat heel veel processen via het golgi-systeem gaan


zie theorie 1.4


Slide 10 - Slide

Mitochondrium
- Energiefabriek van de cel

- Dubbele membraan

- Glucose + zuurstof worden omgezet tot ATP (het energiemolecuul)

Slide 11 - Slide

Wat is de juiste volgorde bij eiwitsynthese (eiwitvorming)
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
RNA verlaat de celkern en komt in het RER terecht
Het eiwit verlaat de ribosoom en komt in het RER
DNA in de celkern wordt afgelezen
Het RNA wordt afgelezen. Er ontstaat een eiwit
Er wordt RNA gevormd
RNA komt aan bij de ribosomen

Slide 12 - Drag question

1.5 DNA en chromosomen

Je kunt uitleggen waaruit DNA is opgebouwd. 

Je kunt in een context aangeven hoeveel
chromosomen een cel bevat 

Slide 13 - Slide

Karyogram

Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen


Mensen hebben elk chromosoom 2x


Van elk paar is 1 chromosoom van je moeder en 1 chromosoom van je vader afkomstig


Alle cellen hebben hetzelfde pakketje chromosomen

Slide 14 - Slide

Aantal chromosomen

Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen


De hoeveelheid unieke chromosomen noemen we n

Bij de mens spreken we dus over n = 23 

Slide 15 - Slide

Een levercel van een chimpansee heeft 48 chromosomen. Wat is de n? (T1)
A
48
B
96
C
24
D
1

Slide 16 - Quiz

Een eicel van een fruitvlieg heeft n = 4. Hoeveel chromosomen heeft de fruitvlieg? (T2)
A
2
B
4
C
8

Slide 17 - Quiz

Leerdoel 1.5

Je kunt uitleggen hoe de unieke code tot stand komt en wat gevolgen zijn van eventuele mutaties

Slide 18 - Slide

aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee 
We lezen samen uit het boek:

De structuur van het DNA-molecuul lijkt op een gedraaide ladder, een soort wenteltrap, dubbele helix genoemd. Het molecuul is opgebouwd uit twee hele lange ketens van telkens dezelfde bouwstenen, namelijk een desoxyribose (een suikermolecuul), een fosfaat (een stof waar het element fosfor - P - in zit) en een stikstofbase. Zo'n bouwsteen wordt een nucleotide genoemd. Desoxyribose en fosfaat vormen de zijkanten van de ladder. Tussen deze twee ketens liggen de 'sporten' van de ladder: telkens twee stikstofbasen die een paar vormen.

Slide 19 - Slide

DNA bestaat dus uit desoxyribose, een fosfaatgroep en stikstofbasen. Er zijn 4 soorten stikstofbasen: A, T, G, C. Waar staan deze 4 letters voor? (binas)

Slide 20 - Open question

Bekijk tabel 71B.
a. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met twee H-bruggen?
b. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met drie H-bruggen?

Slide 21 - Open question

Ik heb een streng DNA met de volgende code AATGTCGTC. Hoe codeert de daarbij horende streng DNA?

Slide 22 - Open question

RNA is een (iets veranderd) kopie van DNA en is de code voor aminozuren. Welke aminozuren horen er bij AAACCG?

Slide 23 - Open question

Aan de slag
Maak de vragen op het uitgedeelde papier
- Oud toets vragen
- Oud examenvragen

Slide 24 - Slide