Stap 1: vorm zoveel mogelijk woorden en schrijf deze op
Stap 2: probeer nu bij deze woorden
of je een achter- of voorvoegsel eraan kunt
plakken,
Achtervoegsel: heid, ig, ing, isch, sel en teit
Voorvoegsel: anti, ex, her, inter, mini, mis, non,
on en wan.
Je mag elke letter maar één keer gebruiken!