M & Z H9 Ziek zijn en behandeling deel 2

Hoofdstuk 9
Ziek zijn en behandeling, deel 2.
Je leert:
  • wat ziek zijn betekent
  • oorzaken, symptomen en behandeling van veel voorkomende ziektes
  • welke medicatie vrij verkrijgbaar is
  • wat een bijsluiter is en welke info die geeft een etiket van een geneesmiddel te lezen
  • waarvoor vitamines en mineralen worden gebruikt



1 / 44
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 9
Ziek zijn en behandeling, deel 2.
Je leert:
  • wat ziek zijn betekent
  • oorzaken, symptomen en behandeling van veel voorkomende ziektes
  • welke medicatie vrij verkrijgbaar is
  • wat een bijsluiter is en welke info die geeft een etiket van een geneesmiddel te lezen
  • waarvoor vitamines en mineralen worden gebruikt



Slide 1 - Slide

Ziek Dementie behandeling
= een verzamelnaam voor meer dan vijftig ziektes waarbij het
                        gedrag verandert en het denkvermogen achteruit gaat.

  • De meest voorkomende vorm van dementie is: Zieke van Alzheimer
  • Niet te genezen

Slide 2 - Slide

Ziekte van Alzheimer

Oorzaken:
  • Nog onbekend
  • Leeftijd - hoe hoger de leeftijd hoe, hoe groter de kans op deze aandoening
  • Opeenhoping van eiwitten in de hersenen waardoor hersencellen afsterven

Symptomen:
  • Vergeten van alledaagse dingen
  • Verdwalen in een bekende omgeving
  • Besef voor tijd is weg
  • Gedrag en karakter kan veranderen


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Wat houdt dementie in?
Dementie is een verzamelnaam voor meer dan vijftig ziektes die.....:
A
Het spier- en zenuwstelsel beïnvloeden
B
Te maken hebben met het achteruitgaan van de zintuigen
C
Waarbij het gedrag verandert en het denkvermogen achteruit gaat
D
Waarbij het gedrag verandert en het denkvermogen vooruit gaat.

Slide 6 - Quiz

Dementie
A
Heeft een traag verlopend proces
B
Is een psychiatrische aandoening
C
Tast het lange termijn geheugen aan
D
Treedt acuut op

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de symptomen van dementie?
A
problemem met dagelijkse handelingen
B
kwijt raken van spullen
C
taalproblemen
D
vergeetachtigheid

Slide 8 - Quiz

Hart- en vaatziekten
Verzamelnaam voor alle aandoeningen aan het hart en/of bloedvaten.

4 soorten hart- en vaatziekten:
  1. aangeboren hartafwijking
  2. hartaandoening doordat de bloedvaten vernauwd of geblokkeerd zijn
  3. een infectie of ontsteking aan het hart
  4. Overige aandoeningen (hartklepafwijking of hartritmestoornissen.

Slide 9 - Slide





Verzamelnaam voor alle aandoeningen aan het hart en/of bloedvaten.


4 soorten hart- en vaatziekten:
  • aangeboren hartafwijking
  • hartaandoening doordat de bloedvaten vernauwd of geblokkeerd zijn
  • een infectie of ontsteking aan het hart
  • Overige aandoeningen (hartklepafwijking of hartritmestoornissen.






Oorzaak:
  • Ongezonde leefstijl; roken, te veel/te vet eten
  • Hoge bloeddruk
  • Diabetes
  • Erfelijke factoren


Symptomen o.a.:
  • Pijn op de borst - benauwdheid
  • Hartkloppingen
  • Blijvende vermoeidheid
  • Krachtverlies in armen of benen
  • Onwel worden


Hart- en vaatziekten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Mannen en vrouwen hebben dezelfde symptomen bij een hartinfarct
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Een kransader van het hart raakt verstopt
B
Een kransslagader van het hart raakt verstopt
C
De bloeddruk wordt te hoog
D
De bloeddruk daalt te snel

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de oorzaken van een hartinfarct
A
Overgewicht, hoge bloeddruk, teveel sporten
B
Overgwicht, roken, diabetes
C
Elipesie, overgewicht,

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de symptomen van een hartinfarct?
A
Beklemmende, drukkende pijn op de borst. Uitstraling naar nek, kaak en armen.
B
Misselijk, zweten, braken en snelle ademhaling.
C
Pijn tussen schouderbladen, kortademigheid, extreme moeheid en angstig.
D
Alle symptomen horen bij een hartinfarct

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor CVA
(cerebro vascular accident)
A
hartinfarct
B
ziekte van Parkinson
C
beroerte
D
slagaderlijke bloeding

Slide 18 - Quiz

Hart- en vaatziekten is een verzamelnaam, wat hoort er niet bij?
A
Hartinfarct
B
CVA
C
Cholesterol
D
Kanker

Slide 19 - Quiz

Beroerte (CVA)
Ook CVA genoemd = Cerebro Vasculair Accident / een ongeluk in de hersenen
Verzamelnaam voor verschillende problemen met de bloedvoorziening van de hersenen
Een deel van de hersenen krijgt geen zuurstof

Drie vormen:
  1. TIA: tijdelijk tekort aan zuurstof in de hersenen door bloedstolsel dat weer snel oplost
  2. Herseninfarct: ader raakt verstopt door bloedstolsel waardoor een deel van de hersenen geen zuurstof krijgt
  3. Hersenbloeding: een lek in een hersenbloedvat








TIA= bloedstolseltje dat een bloedvat tijdelijk afsluit

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

hoe herken je een beroerte?
A
scheve mond
B
scheve mond, spraak gaat moeizaam
C
scheve mond, spraak gaat moeizaam, arm valt naar beneden
D
struikelen

Slide 23 - Quiz

Mevrouw Boels heeft een beroerte gehad.
Wat is een beroerte?
A
een teveel aan bloed en zuurstof in de hersenen
B
een verstopping van een bloedvat in de hersenen
C
een gesprongen bloedvat in de hersenen
D
een tekort aan bloed en zuurstof in de hersenen

Slide 24 - Quiz

Op welk plaatje is te zien dat iemand een beroerte heeft?
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

Wat houden mensen die een beroerte hebben gehad er vaak aan over?
A
Moeilijk of niet kunnen lopen
B
Niet kunnen praten
C
Verlamming
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 26 - Quiz

Meneer Damen heeft plotseling een scheve mond en spreekt onduidelijk. Welke aandoening heeft hij waarschijnlijk?

A
Artrose
B
Beroerte
C
Hartaanval
D
MS

Slide 27 - Quiz

Mevrouw Smit heeft drie maanden geleden een beroerte gehad. Zij heeft moeite met het dichtknopen van haar blouse. Thuiszorgmedewerker Els wacht geduldig tot het mevrouw Smit is gelukt. Waarom knoopt Els de blouse niet gewoon even snel dicht voor mevrouw Smit?

Omdat…
A
dit soort hulp geen rekening houdt met de privacy van mevrouw Smit.
B
dit soort hulp niet in het zorgdossier staat.
C
Els de zelfredzaamheid van mevrouw Smit wil stimuleren.
D
Els geen hulp mag geven bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen.

Slide 28 - Quiz

Wat moet je als eerste doen als je denkt dat iemand een beroerte heeft?
A
De persoon op de grond leggen
B
Nagaan wat er is gebeurd
C
112 bellen
D
De huisartsenpost bellen

Slide 29 - Quiz

Medicijnen

Vrij verkrijgbare medicijnen
  • Te koop bij apotheek, drogist, supermarkt, benzinestation
  • Geen recept van arts/specialist nodig
  • Bijvoorbeeld; paracetamol, hoestdrank

Medicijnen op recept
  • Niet vrij verkrijgbaar – enkel bij de apotheek
  • Op recept van arts of specialist



Verschillende soorten medicijnen – toedieningsvormen:


  • Tabletvorm
  • Capsule of poeder
  • Injectie
  • Zetpil
  • Neusspray of inhalator
  • (Oog/oor)Druppels
  • Zalven voor de huid

lees altijd de bijsluiter!


Slide 30 - Slide



Enkele voorwaarden recept:
  • Naam en geboorte datum van de zorgvrager
  • Naam van het medicijn
  • Dosering
  • Wijze van toepassing
  • Tijdstip van toediening
  • Omstandigheid voor inname; bijvoorbeeld bij misselijkheid
  • Bijzondere risico’s



Als verzorgende:
  • moet je weten hoe je het medicijn op een veilige manier moet aanreiken
  • heb je kennis en vaardigheden nodig op het gebied van medicatieveiligheid

Opmerking: 
Om medicatie te mogen geven (risicovolle handeling) moet een zorgmedewerker dus bevoegd én bekwaam zijn.



Medicijnen op recept


Slide 31 - Slide

Medicijnen

Medicatieveiligheid - de regel van 5:

  • Controle van naam van zorgvrager op de medicijnen
  • Controle of je het juiste medicijn hebt
  • Controle of het de juiste dosering is
  • Controle op het juiste tijdstip
  • Controle de juiste manier van toedienen


Slide 32 - Slide

Wat zijn medicijnen?
A
Stoffen die je lichaam en geest negatief beïnvloeden
B
Stoffen die je lichaam en geest positief beïnvloeden
C
Stoffen die bedoeld zijn om je gezondheid te verbeteren
D
Stoffen die bedoeld zijn om je gezondheid te verslechteren

Slide 33 - Quiz

Hoe noem je een overzicht van medicijnen die iemand gebruikt?
A
Medicijngebruik
B
Medicijnpaspoort
C
Medicijntrouw
D
Medische verklaring

Slide 34 - Quiz

Vrij verkrijgbare medicijnen zijn:
A
Medicijnen die je met een recept bij de apotheek moet ophalen.
B
Medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek, dogist, supermarkt.
C
Medicijnen die de huisarts heeft voorgeschreven.
D
Medicijnen waarin vitaminen en mineralen zitten.

Slide 35 - Quiz

Een chauffeur gebruik medicijnen. Op de bijsluiter
staat dat hij tijdens het gebruik van deze medicijnen
niet mag autorijden.
Waar hebben deze medicijnen invloed op?
A
Het gebruik van deze medicijnen heeft niets te maken met reactie-afstand, remweg en stopafstand.
B
Alleen op de remweg, niet op de stopafstand
C
Alleen op de reactieafstand, niet op de stopafstand
D
Op de reactieafstand en dus op de stopafstand

Slide 36 - Quiz

De ziekte van alzheimer is te genezen met medicijnen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Staan vrij verkrijgbare medicijnen op het medicijnenpaspoort?
A
Wel
B
Niet

Slide 38 - Quiz

In de bijsluiter van een medicijn tegen koorts, staat het volgende:
A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 2 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag niet meer dan 1 tablet per dag nemen.

Slide 39 - Quiz

Wat staat er op de bijsluiter van een medicijn?


A
houdbaarheidsdatum van het medicijn
B
bijwerkingen die kunnen optreden
C
manier waarop je het medicijn moet bewaren
D
zowel A, B en C

Slide 40 - Quiz

Wat is GEEN vrij verkrijgbaar medicijn?
A
Paracetamol
B
Loperamide (tegen diarree)
C
Hoestdrank
D
Antibiotica

Slide 41 - Quiz

Wat betekent het dat een medicijn bijwerkingen heeft?
A
Het medicijn is niet voor iedereen geschikt
B
Het medicijn kan een ongewenste reactie geven in je lichaam
C
Het medicijn mag je niet gebruiken als je auto rijdt
D
Het medicijn lost het probleem van de ziekte niet op.

Slide 42 - Quiz


Onmisbaar voor de gezondheid en groei
Aanvulling vanuit voedsel is noodzakelijk

  • Vitamine C en kalium; in groenten en fruit
  • Vitamine B, eiwit en ijzer; in brood, aardappelen, rijst en pasta
  • Eiwit, ijzer, calcium en B-vitamines; in vlees, vet en ei
  • Vitamine A, D en E; in vetten en olie
  • Water; in dranken


Vitaminen (A,B,C,D,E,K) zijn nodig voor je gezondheid en groei van je lichaam. Alleen vitamine D kan het lichaam zelf aanmaken. De rest moet uit de voeding komen.
Mineralen zijn nodig voor het goed functioneren van het lichaam, bijv. groei. 
Calcium, magnesium, kalium, natrium, ijzer.
Vitaminen en mineralen
Voedingssupplement= een voedingsmiddel dat een aanvulling is op de normale voeding. 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide