7.3

7.4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

7.4

Slide 1 - Slide

Economische groei
(Na 1953)
Na de Koreaanse Oorlog maakte Zuid-Korea een enorme economische groei door: van een van de armste naar een van de rijkste landen.

Drie belangrijke redenen:
  1. Meer samenwerking op platteland ->  stijging landbouwopbrengst. Meer wegen en dorpen met elektriciteit.
  2. Veel investeringen in het onderwijs -> goede opleiding groot belang in Zuid-Korea

Slide 2 - Slide

Economische groei
3. Minder import, meer export.
Stap 1: bouw fabrieken (geld van het buitenland geleend)
         - productie van consumptiegoederen:                      voedingsmiddelen, textiel. Ook                                  kunstmest, cement
importsubstitutie = niet meer geïmporteerd, maar zelf gemaakt. Niet alleen voor eigen gebruik, ook voor export.
Stap 2: afbetalen buitenlandse leningen door export



Slide 3 - Slide

Veranderingen
Zuid-Korea is 1 van de 4 Aziatische tijgers: landen met een grote economische groei sinds de jaren 80 vernieuwing als sleutelwoord

1970-1990: van de arbeidsintensieve lichte industrie (consumptiegoederen) naar de zware industrie. vb: scheepswerven, chemische industrie

Slide 4 - Slide

Veranderingen
Na 1990: van productiewerk naar hightechindustrie.
-> productiewerk naar lagelonenlanden 
Hightechindustrie: ontwikkeling van telefoons, computers, auto’s, ook: grotere dienstensector

Snelle economische groei:
onmogelijk zonder de chaebols: familiebedrijven met overheidssteun
-> vb: Samsung, Hyundai, LG

Slide 5 - Slide

B260 Internationale arbeidsverdeling
Internationale arbeidsverdeling = de verdeling van het werk over verschillende landen.

Goederen worden in 3 fasen geproduceerd.
  • Fase 1: het ontwerpen van het product. onderzoek en ontwikkeling (research and development)
  • Fase 2: het produceren van de goederen in fabrieken.
  • Fase 3: vervoer en verkoop van de producten. Marketing & distributie 


Slide 6 - Slide

B193 Bestaansmiddelen
  1. Primaire sector: producten worden regelrecht uit de natuur gehaald = landbouw, visserij en mijnbouw
  2. Secundaire sector: producten uit de primaire sector worden verwerkt tot andere producten = industrie, bouwbedrijven, gasbedrijven.
  3. Tertiaire sector: levert diensten = banken, scholen, ziekenhuizen
  4. Quartaire sector: dienstverlenende bedrijven die geen winst maken.

 


Slide 7 - Slide

Opdracht 2: vul de grafiek zo in

Slide 8 - Slide

Vandaag
Maken van paragraaf 7.3: Opdrachten 1 t/m 5
1d niet.

Herhaling 7.2 nog niet af? = nog afmaken!

Slide 9 - Slide

Nieuwe stad
Songo International Business District (IBD).

Kenmerken:
- ten zuidwesten van Seoul
- smart city
- hoogbouw
- voor voetgangers

• Ook een duurzame stad.

Slide 10 - Slide

B189 Smart City
Smart city = Een stad die door de inzet van slimme technologie (ICT), creativiteit, innovatie en kennis  aantrekkelijker, duurzamer en leefbaarder wil worden.
 
Veel applicaties worden samen met inwoners ontwikkeld =  burgerparticipatie

Slide 11 - Slide

B190 Duurzame stad
Duurzame stad = Stad waarin wordt geprobeerd om minder te vervuilen en het verbruik van natuurlijke hulpbronnen zo laag mogelijk te houden.

Door:
  1. Meer recyclen
  2. Hernieuwbare energie
  3. Isolatie
  4. Beter OV
  5. Vertical farms

Slide 12 - Slide

B239 Percentage stedelingen
  • Urbanisatiegraad = percentage stedelingen in een land.
    Hoog in rijke landen
  • Urbanisatietempo = snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt (=dus hoe snel de stad groeit)
    Hoog in arme landen
  • Primate city = megastad die ver boven de andere steden in een land uitsteekt. Centrum politiek en economie

Slide 13 - Slide

Tegenstelling
Het communistische Noord-Korea is minder  succesvol geweest:

1. Zelfvoorzienend zijn lukte niet door: 
  • Slechts 20% geschikt voor landbouw 
  • Te weinig investeringen in de landbouw



Slide 14 - Slide

Tegenstelling
Het communistische Noord-Korea is minder  succesvol geweest:

2. Afname steun Rusland en China:
  • Energietekorten
  • Economische crisis

3. Getroffen door natuurrampen:
  • Mislukte oogsten 
  • Grote hongersnood


Slide 15 - Slide

B243 Sterke en zwakke staten
 Sterke staten:
  1. Bestuurlijk goed georganiseerd
  2. Grote rol politiek, economie en cultuur in de wereld 
  3. BV: VS, EU-landen, Rusland, China
Zwakke staten: 
  1. Slechte sociale structuur: grote groep armen, kleine groep rijken (elite) met alle politieke en economische macht.
  2. Grootgrondbezit
  3. Corruptie

Slide 16 - Slide