This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling H6 Formules en grafieken
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van de les weet je wat je moet kennen en kunnen voor de toets.
Hoe je een formule bij een beschrijving maakt.
Hoe je een grafiek bij een formule tekent.
Hoe je aan de formule kan zien of de grafiek stijgt op daalt.
Wat een lineaire grafiek is.
Hoe je een formule bij een lineaire grafiek opstelt.
Hoe je twee grafieken vergelijkt.
Hoe je controleert of je het snijpunt van twee grafieken goed hebt afgelezen.
Slide 2 - Slide
Van beschrijving naar formule
Eline koopt een museumkaart voor €10. Daarmee kan ze elk museum bezoeken voor €4 per keer.
Maak een formule waarmee je de totale kosten kunt berekenen als je het aantal museumbezoeken weet.
Slide 3 - Slide
Bij een buurtfeest ga je cupcakes verkopen voor €0,75 per stuk. Je hebt voor €12 onkosten gemaakt. Maak een formule waarmee je de winst kunt berekenen als je het aantal verkochte cupcakes weet.
Slide 4 - Open question
Jullie, dan samen
Teken bij de formule tijd x 4 + 20 = hoogte een grafiek.
Laat de horizontale as doorlopen tot 50.
Slide 5 - Slide
Stijgen/dalen en lineaire grafiek
Hoe kun je aan de formule zien of de grafiek daalt of stijgt?
Wat is een lineaire grafiek en hoe herken je die?
Slide 6 - Slide
Wat gebeurt er met de grafiek? lengte = 20 - 0,5 x aantal minuten
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft constant
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurt er met de grafiek? 50 + 25 x aantal uren = kosten
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft constant
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er met de grafiek? 5 x aantal meter - 10 = hoogte
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft constant
Slide 9 - Quiz
Wat gebeurt er met de grafiek? bedrag = 25 x aantal minuten
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft constant
Slide 10 - Quiz
Werkblad formule bij een grafiek
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Stel een formule op bij de grafiek
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Grafieken vergelijken
Gegeven zijn de grafieken bij
de formules:
A) tijd x 4 = afstand
B) tijd x 2 + 16 = afstand
a. Bij welke tijden geeft formule B grotere afstanden dan formule A?
b. Lees de coördinaten van het snijpunt van de grafieken af en controleer je antwoord.
Slide 16 - Slide
Aan de slag!
Lastig/extra oefenen: maak de samenvatting van H6
Het gaat prima: maak U1 t/m U8 van paragraaf 1 t/m 5
Makkelijk: maak de verdieping (Blz. 232-233)
Slide 17 - Slide
Wat moet je kennen/kunnen:
Hoe je een formule bij een beschrijving maakt.
Hoe je een grafiek bij een formule tekent.
Hoe je aan de formule kan zien of de grafiek stijgt op daalt.
Wat een lineaire grafiek is.
Hoe je een formule bij een lineaire grafiek opstelt.
Hoe je twee grafieken vergelijkt.
Hoe je controleert of je het snijpunt van twee grafieken goed hebt afgelezen.