This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Bonjour & bienvenue!
Slide 1 - Slide
Votre prof de français:
Je suis madame van Hulten
J'habite à Den Bosch
J'ai deux enfants:
Une fille Emma de 23 ans et un fils Lucas de 21 ans
J'aime jouer au tennis, lire, faire de la voile, voyager
Slide 2 - Slide
Et maintenant c'est à vous!
Comment tu t'appelles?
Tu as quel âge?
Tu habites où?
Tu as un frère ou soeur?
Tu as été en vacances? Où?
Slide 3 - Slide
Et maintenant mes règles:
* telefoons in de telefoontas
* lekker actief meedoen, zonder veel te kletsen in de les
* huiswerk af elke les
* respect voor elkaar en voor elkaars spullen
Slide 4 - Slide
Maar:
Maar als ik tijdens mijn uitleg wordt onderbroken, of iemand zit continu te kletsen dan volgen wel maatregelen!
Slide 5 - Slide
On va jouer un quiz!
Wie weet het meest over Frankrijk en het Frans in de wereld?
Bonne chance!
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
Hoeveel mensen ter wereld spreken er ongeveer Frans?
A
200 miljoen
B
300 miljoen
C
400 miljoen
D
500 miljoen
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
De hoeveelste wereldtaal is Frans?
A
3e
B
4e
C
5e
D
6e
Slide 10 - Quiz
Het Frans in 2050!
Door de bevolkingsgroei in Afrika zal het aantal Franstaligen tegen 2050 naar schatting 750 miljoen personen bedragen. Dan is het Frans ineens de tweede wereldtaal naast Engels!
Bron: Express business
Slide 11 - Slide
De talen die ter wereld het meest geleerd worden, zijn Engels en ....
A
Duits
B
Italiaans
C
Frans
D
Spaans
Slide 12 - Quiz
De belangrijkste talen van de Europese Unie (EU) zijn Engels en ....
A
Duits
B
Italiaans
C
Frans
D
Spaans
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
In hoeveel landen is het Frans een officiële taal?
A
5
B
9
C
17
D
29
Slide 15 - Quiz
Welke stad ligt NIET in Frankrijk?
A
Lille
B
Marseille
C
Straatsburg
D
Milaan
Slide 16 - Quiz
Het Frans is belangrijk in heel veel landen. Van welk land is dit de vlag?
A
Algerije
B
Libanon
C
Marokko
D
Tunisië
Slide 17 - Quiz
Welke gerecht is typisch Frans?
A
braadworst
B
paëlla
C
pizza
D
quiche
Slide 18 - Quiz
Hoe hoog is de Eiffeltoren?
A
134 meter
B
254 meter
C
324 meter
D
434 meter
Slide 19 - Quiz
Welk merk komt NIET uit Frankrijk?
A
Chanel
B
LU
C
Lacoste
D
Unox
Slide 20 - Quiz
Hoe heet deze Franse rapper?
J'me tire
A
Frans Bauer
B
Lange Frans
C
Frans Duijts
D
Maitre GIMS
Slide 21 - Quiz
Hoe heet dit rotsachtige eiland wat gelegen is in de Franse regio Normandië?
A
Pont du Gard
B
Mont Saint-Michel
C
Bassin d'Arcachon
D
Mont Ventoux
Slide 22 - Quiz
Hoe heet de huidige Franse president?
A
François Hollande
B
Nicolas Sarkozy
C
Emmanuel Macron
D
Barack Obama
Slide 23 - Quiz
Hoe heten deze Franse stripfiguren?
Slide 24 - Open question
Hoe heet Kuifje in het Frans
A
Tintin
B
Tonton
C
Tantan
D
Titeuf
Slide 25 - Quiz
Welke Franse stad is bekend door een groot filmfestival?
A
Bordeaux
B
Cannes
C
Montpellier
D
Nice
Slide 26 - Quiz
Hoe heet de bergketen in Zuid-Frankrijk op de grens met Spanje?
A
Alpen
B
Jura
C
Pyreneeën
D
Vogezen
Slide 27 - Quiz
Welk belangrijk Frans historisch figuur zie je op de foto?
Slide 28 - Open question
Welk dier staat symbool voor Frankrijk?
A
adelaar
B
haan
C
zwaan
D
tijger
Slide 29 - Quiz
Hoe heet het Franse sportmerk wat je in de achtergrond ziet?
A
Adidas
B
Le coq sportif
C
Kipsta
D
Reebok
Slide 30 - Quiz
Waarom heet de langste snelweg in Frankrijk de "Route du Soleil"?
Slide 31 - Open question
Wie was de "Zonnekoning"?
A
Charles de Gaulle
B
Lodewijk / Louis XIV
C
Napoléon Bonaparte
D
Le Cardinal Richelieu
Slide 32 - Quiz
Hoe heet de rivier die Parijs doorkruist?
A
Loire
B
Mosel
C
Rhône
D
Seine
Slide 33 - Quiz
Waar komt het typisch Franse broodje "croissant" oorspronkelijk vandaan?
A
Turkije
B
Frankrijk
C
Oostenrijk
D
Zwitserland
Slide 34 - Quiz
Vul de juiste vorm van être in: Tu ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes
Slide 35 - Quiz
Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est
Slide 36 - Quiz
Vul de juiste vorm van être in: La fille ________ (être)
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes
Slide 37 - Quiz
Vul de juiste vorm van être in: Nous ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes
Slide 38 - Quiz
Wat is een passé composé?
A
trouvé
B
a trouvé
C
a
D
trouvait
Slide 39 - Quiz
Passé Composé: Ik ben geweest
timer
0:10
A
Je suis être
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai être
Slide 40 - Quiz
Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)
Slide 41 - Quiz
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 42 - Quiz
ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré
Slide 43 - Quiz
Kies de juiste vorm van avoir in: Vous ________ (avoir)
A
B
C
D
Slide 44 - Quiz
Tu (avoir) ..........
A
a
B
ai
C
as
D
ont
Slide 45 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: Nous ________ (avoir)