Kunnen kww, hww en zww zijn.
Jordy is aardig. Is = koppelwerkwoord. (doet niet iets, maar is iets)
Jordy is aardig geweest. Is = hulpwerkwoord. (geweest is zww)
Jordy is in het lokaal. Is = zelfstandig werkwoord. (zich ergens bevinden)
De hond blijft vrolijk. Blijft = kww (koppelt hond aan vrolijk; is iets)
De hond blijft vrolijk blaffen. Blijft = hww (blaffen is zww)
De blijft in zijn mand. Blijft = zww (zich ergens bevinden / enige ww)