Paragraaf 2.9

2.9 leerdoelen
- je weet hoe een rivierstelsel is opgebouwd
-je kunt uitleggen welke rol de hydrologische kringloop speelt bij verwering, erosie en sedimentatie
-je kunt uitleggen hoe een delta ontstaat
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.9 leerdoelen
- je weet hoe een rivierstelsel is opgebouwd
-je kunt uitleggen welke rol de hydrologische kringloop speelt bij verwering, erosie en sedimentatie
-je kunt uitleggen hoe een delta ontstaat

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Is eolische sedimentatie, is sedimentatie door .....
A
het water
B
de wind
C
het ijs
D
de zee

Slide 11 - Quiz

Wat is een delta?


A
Een gebied ver voor de monding, waar de rivier zich vertakt in vele rivierlopen.
B
Een gebied vlak na de monding, waar de rivier zich vertakt in vele rivierlopen.
C
Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier samenkomt.
D
Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in vele rivierlopen.

Slide 12 - Quiz

Een delta heeft de vorm van een waaier
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een delta is...
A
Een samenloop van regenwater riviertjes in het hooggebergte.
B
Een bocht in de rivier.
C
Nieuw land in zee ontstaan door sedimentatie van een rivier.
D
Een ander woord voor gletsjer.

Slide 14 - Quiz

Een delta ontstaat door sedimentatie
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 15 - Quiz

Opdrachten
Maak in het digitale werkboek de opgaven van paragraaf 2.9

Slide 16 - Slide

Laat zien dat je de leerdoelen van de paragraaf/paragrafen beheerst.

Slide 17 - Open question

Opdracht 1
a morene – puinwaaier – delta.
b een eindmorene Dit is materiaal dat door de gletsjer voor zich uit is geduwd. Een grondmorene bevindt (of bevond) zich onder een gletsjer en bevat daarom veel fijngemalen materiaal.

Slide 18 - Slide

Opdracht 2
a In de polaire zone is weinig water waardoor er weinig chemische verwering plaatsvind. Door de vorstwerking komt er wel mechanische verwering voor.
b – oppervlakkige afstroming van regenwater
– grondwater
– directe neerslag in de rivier
– smeltwater
c grondwater
d De oppervlakkige afstroming neemt toe en daardoor komt er minder grondwater in de rivier.

Slide 19 - Slide

Opdracht 3
a rivierstelsel
b toename
c bovenloop

Slide 20 - Slide

Opdracht 4
– Voor de kust van West-Afrika ligt veel meer sediment uit de Sahara dan voor de kust van Zuid-Amerika, omdat het er veel dichterbij ligt.
– Voor de kust van West-Afrika ligt veel grover sediment dan voor de kust van Zuid-Amerika, omdat het veel dichterbij ligt. Alleen het hele fijne materiaal kan door de wind zo ver getransporteerd worden.

Slide 21 - Slide

Opdracht 5
a vlechtende rivier
b Een vlechtend rivierstelsel ontstaat als een rivier in korte tijd veel water en sediment moet verwerken en daarvoor veel geulen nodig heeft. Dit gebeurt in gebieden met een zeer onregelmatige watertoevoer naar de rivier: met grote pieken en dalen.c In gebieden met een aride klimaat en gebieden met een polair klimaat. In deze gebieden komt in de lente/zomer veel smeltwater, en in de natte periodes veel regenwater in zeer korte tijd in de rivier en de rest van het jaar krijgt de rivier vrijwel geen water.                                                        d De rivier heeft een sterk wisselend regiem.

Slide 22 - Slide

Opdracht 6
a – Een puinwaaier is een rivierafzetting die ontstaat door uitwaaiering: doordat de rivier steeds zijn eigen bedding opvult en zich voor de waterafvoer dus telkens moet verplaatsen.
– Een puinhelling ontstaat aan de voet van een gesteentewand door het naar beneden vallen van losse stenen. b Tijdens een ijstijd/koudere periode is er minder vegetatie die de bodem beschermt, dus is er meer erosie. Daarnaast is er meer mechanische verwering door vorstwerking. Hierdoor is er meer verweringsmateriaal en worden er dus meer puinwaaiers gevormd.
c (stromend) water

Slide 23 - Slide

Opdracht 7
a – de aanvoer van sediment door de rivier (of in het verlengde hiervan: de vegetatiebedekking/ erosie in het stroomgebied/opheffing van het achterland door tektoniek) – de mate van erosie door de zee
b De groei neemt af, omdat de stuwdam sediment vasthoudt dat dus niet meer in zee kan worden afgezet. c Doordat het zand dat wordt aangevoerd door de rivier, afglijdt op de hellende zeebodem. d Het slib dat in een delta wordt afgezet, is vruchtbare grond. Samen met het geringe reliëf en de aanwezigheid van voldoende water is een delta bijzonder geschikt voor landbouw. Daardoor vestigen veel mensen zich in deze gebieden.

Slide 24 - Slide