Woordenschat 6.3

Woordenschat 5.3 les 1
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat 5.3 les 1

Slide 1 - Slide

Woordenschat les 1 
Doel van de les:

Ik kan de woorden van hoofdstuk 6.3 op de goede manier gebruiken in een zin. 

Slide 2 - Slide

Wat weet je over consumeren?

Slide 3 - Mind map

Wat weet je over resistent?

Slide 4 - Mind map

Wat weet je nog over spreekwoorden?

Slide 5 - Open question

Uitdrukkingen
Een uitdrukking is een vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis.

Uitdrukkingen pas je aan de zin aan: lange tenen hebben, wat heb jij lange tenen.

De betekenis van uitdrukkingen moet e leren, net als de betekenis van woorden. 

Slide 6 - Slide

Verschil spreekwoorden en uitdrukkingen
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een wijsheid of tip.
    Bijvoorbeeld: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. 

  • Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken.
    Bijvoorbeeld: vlinders in je buik hebben. 

Slide 7 - Slide

Aan het werk 
Kies zelf voor de digitale methode ( zo kan ik precies zien of je de stof  hebt begrepen)

Maak aan het einde nog de controlevragen in deze LessonUp

Slide 8 - Slide

Opdrachten
 Maken opdracht 4,5, 10 ,12


Klaar?
Oefenen met de flitskaarten (digitale methode)
Lezen in je leesboek 

Slide 9 - Slide

Maak een zin met het woord produceren.
De zin begint met een hoofdletter, eindigt met een punt.

Slide 10 - Open question

Maak een zin met het woord internationaal.
De zin begint met een hoofdletter, eindigt met een punt.

Slide 11 - Open question

overigens
A
trouwens
B
misschien
C
natuurlijk
D
nooit

Slide 12 - Quiz

vermoedelijk
A
zeker weten
B
misschien
C
zeer duidelijk
D
waarschijnlijk

Slide 13 - Quiz