4M - Leesvaardigheid H1 en H2

Leesvaardigheid
H1 en H2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
H1 en H2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waarom is goede
leesvaardigheid belangrijk?
A
Voor 80% v.d. banen is het noodzakelijk
B
Het is nodig voor alle schoolvakken
C
Om goed te functioneren in je dagelijks leven
D
A, B en C zijn alle drie goed

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Voor hoeveel procent bestaat het eindexamen uit leesvaardigheid?
A
ca. 55%
B
ca. 65%
C
ca. 75%
D
ca. 85%

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je NIET doen bij het beantwoorden van meerkeuzevragen?
A
Goed lezen en zelf het antwoord uit de tekst halen
B
Gokken
C
Bepaalde antwoorden uitsluiten
D
Bij twijfel meer dan één antwoord aankruisen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je NIET doen als je een zin moet citeren?
A
Eerste twee woorden ... laatste twee woorden
B
De hele zin overschrijven
C
De zin in eigen woorden zetten
D
Het regelnummer noemen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Een schrijver wil graag iets bereiken met zijn tekst. Dat noem je het tekstdoel. Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
afleren
C
activeren
D
instructie geven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
Activeren
Amuseren
Instrueren
Waar-
schuwen
Adviseren

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

H1 - Indeling van een tekst

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Indeling van een tekst
Inleiding
Middenstuk (kern)
Slot

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat doe je NIET als je het onderwerp van de tekst moet bepalen?
A
De hele tekst grondig lezen
B
Titel en tussenkopjes lezen
C
Eerste en laatste alinea lezen
D
Eerste zin van de overige alinea's lezen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

inleiding
middenstuk
slot
deelonderwerpen
anekdote
samenvatting
tussenkopjes
advies
aanleiding
wens
vraag stellen
meerdere alinea's
deskundige introduceren
conclusie

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de aanleiding voor het schrijven van een tekst?
1
1

Slide 12 - Open question

Hoe de schrijver op het idee is gekomen om een tekst te gaan schrijven.
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 13 - Open question

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van de tekst zegt in één volledige zin.

Je stelt jezelf dus de vraag: wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp vertelt? Het antwoord op deze vraag is de hoofdgedachte van een tekst.
Wat is de kernzin van deze alinea?
A
Stikstof is het grootste bestanddeel van onze lucht.
B
Stikstof zelf is het probleem ook niet.
C
Dat zijn stikstofoxiden en ammoniak wel, twee stoffen waar stikstof in zit.
D
Maar van nature komen ze veel minder voor dan dat ze nu te vinden zijn.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

H2 - Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Verbanden en signaalwoorden
  1. Opsomming: zaken die bij elkaar horen worden achter elkaar opgenoemd
  2. Tegenstelling: zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn
  3. Voorbeeld/toelichting: geeft meer info over een uitspraak die erbij staat
  4.  Chronologie: geeft tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan
  5. Oorzaak-gevolg: noemt oorzaken en gevolgen van iets
  6. Voorwaarde: geeft aan wat er moet gebeuren voordat er iets anders kan gebeuren.
  7. Redengevend: geeft aan waarom iemand iets vindt of doet

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden geven aan om welk tekstverband het gaat.
Welke signaalwoorden horen NIET bij elkaar?
A
omdat, daarom, om die reden
B
toch, maar, echter
C
eerst, ook, bijvoorbeeld
D
als...dan, op voorwaarde dat, mits

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Welk tekstverband tref je aan in het begin
van deze tekst?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
oorzaak-gevolg

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Om welk 
tekstverband gaat
het in deze tekst? 
A
chronologie
B
opsomming
C
reden
D
toelichting

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


Welke zin is op jou van toepassing?
A
Ik beheers de theorie goed, hoef alleen nog maar te oefenen.
B
Ik beheers de theorie niet goed en moet veel leren en oefenen.
C
Ik beheers de theorie redelijk, maar moet wel leren en oefenen.
D
Ik ben geschrokken van het resultaat en moet hard aan de slag.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions