Je kunt zinnen aan elkaar verbinden door er een verbindingswoord tussen te plaatsen: de eerste zin + komma + verbindingswoord + de tweede zin.
Ik ben vandaag moe. Ik ben te laat gaan slapen.
Ik ben moe, omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen.
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, daarom ben ik moe.
Je kan ook beginnen met een verbindingswoord. Dan komt de komma tussen de twee persoonsvormen.
Omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen, ben ik moe.
Uitzondering: 'en' en 'of' kunnen met en zonder komma geschreven worden.
Ik ben gisteren te laat gaan slapen en ben (nu) moe.
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, en de nacht daarvoor trouwens ook, daarom ben ik nu moe.