O-uur les 3 - Aftrekken

O-uur getallen
minsommen 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

O-uur getallen
minsommen 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Aftrekken tot 20
Aftrekken tot 100
Aftrekken tot 1000
Aftrekken met de rekenmachine

Slide 2 - Slide

Aftrekken tot 20
Aftrekken betekent dat je van een getal een ander getal af haalt. Je rekent uit wat er overblijft.

Bij aftrekken gebruik je het minteken: - je spreekt - uit als min.






Er zijn 13 - 2 = 11 mensen over in de bus.
13 - 2 is een minsom

Slide 3 - Slide

Schrijf de minsom op en reken uit.

Slide 4 - Open question

Hoeveel cupcakes zijn er over in de doos?

Slide 5 - Open question

Maar het stripverhaal af.

Geert bakt 14 hamburgers. Hij haalt 3 hamburgers van de barbecue? Hoeveel hamburgers zijn er nog op de barbecue?

Slide 6 - Open question

Verschil
Bij aftrekken reken je uit wat het verschil tussen twee getallen.


Bijvoorbeeld een voetbalploeg uit Zoetermeer speelt uit tegen Hellevoetsluis

Het wordt 6 - 4 
Het verschil is dan: 6 - 4 = 2

Slide 7 - Slide

Jeroen heeft 80 euro. Hij koopt het computerspel van 60 euro. Hoeveel geld houdt Jeroen over?

Slide 8 - Open question

Reken de minsom uit. Begin steeds bij het getal in het middag
30
35
31
38
34
60
64
61
62
63

Slide 9 - Drag question

Bas bekijkt zijn vakantiedagen. Hoeveel vakantiedagen heeft Bas opgenomen?

Slide 10 - Open question

Esther verkoopt bessen. Ze heeft 410 bakjes met bessen. Op de markt verkoopt ze 60 bakjes. Hoeveel bakjes houdt ze over?

Slide 11 - Open question

In de supermarkt liggen 678 komkommers. Er worden 98 komkommers verkocht. Hoeveel komkommers blijven er over?

Slide 12 - Open question

De groenteboer heeft 411 appels. Hij verkoopt er 99. Hoeveel appels heeft hij over?

Slide 13 - Open question

Het beginsaldo van Esmee was 384 euro. Nu staat er 96 euro op haar rekening. Hoeveel heeft Esmee uitgegeven deze maand?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Vanaf hier mag jij je rekenmachine gebruiken

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Reken uit met de rekenmachine:

463 - 189 =

Slide 18 - Open question

Reken uit met je rekenmachine:

582 - 166 =

Slide 19 - Open question

Reken uit met je rekenmachine:

690 - 476 =

Slide 20 - Open question

Reken uit met je rekenmachine

365 - 247 =

Slide 21 - Open question

Reken uit met je rekenmachine

783 - 308 =

Slide 22 - Open question

Reken uit met je rekenmachine

745 - 364 =

Slide 23 - Open question

Reken uit met je rekenmachine

871 - 253 =

Slide 24 - Open question

Tygo haalt 276 euro van zijn bankrekening.
Hoeveel euro staat er nu op Tygo's
bankrekening?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Video

Reken uit en schrijf je berekening op (zonder rekenmachine)

8742 − 3569

Slide 27 - Open question

Reken uit en schrijf je berekening op (zonder rekenmachine)

5921 - 2574

Slide 28 - Open question

Reken uit en schrijf je berekening op (zonder rekenmachine)

4638 − 2197

Slide 29 - Open question

Reken uit en schrijf je berekening op (zonder rekenmachine)

8056 − 4213

Slide 30 - Open question

Reken uit en schrijf je berekening op (zonder rekenmachine)

9347 − 5268

Slide 31 - Open question

Terugblik
1. Kies een eenvoudige minsom: Kies een eenvoudige minsom, zoals "5 - 3."


2. Schrijf op hoe je deze minsom stap voor stap zou oplossen. 

3. Kies nog een paar minsommen en los deze op aan de hand van het stappenplan uit stap 1. 

Inleveren: Lever je opdracht in bij de docent voor feedback.



Slide 32 - Slide

Wat vond je makkelijk?
Wat vond je moeilijk?
Heb je vragen of iets wat je niet begrijpt?

Slide 33 - Mind map