3T P03 Leesvaardigheidtraining

Hoe zou je je het liefst voorbereiden op de leestoets in de toetsweek?
1 / 37
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoe zou je je het liefst voorbereiden op de leestoets in de toetsweek?

Slide 1 - Mind map

Waar loop je het meest tegenaan bij leesteksten?

Slide 2 - Mind map

Heb je een woordenboek (D-NL)
voor in de toetsweek?
JA
NEIN
Nee, maar ik leen van een vriend/in.

Slide 3 - Poll

Strategie: voorspellen
Voordat je een tekst gaat lezen: lees de titel en de inleiding en bekijk de afbeelding. Ze geven informatie over het onderwerp. Zo vorm je je een idee van de inhoud van de tekst. 

Slide 4 - Slide

Stappenplan voorspellen
(Handbuch Seite 53)
Stap 1: Kijk naar de afbeeldingen en de titel. 
Stap 2: Lees de titel, de ondertitel en de tussenkopjes. Let op afwijkend gedrukte woorden. Kijk ook naar de lengte en de bron van de tekst. 
Stap 3: Kijk naar de opmaak van de tekst. Vaak zie je aan de opmaak al om wat voor een soort tekst het gaat (bijvoorbeeld een krantenartikel, forumbericht, e-mail, brief). 

Slide 5 - Slide

Lees de titel en de inleiding en bekijk de afbeelding.

Slide 6 - Slide

Wat zie je op de afbeelding?

Slide 7 - Mind map

Vertaal de titel

Slide 8 - Mind map

Welke zin geeft het best de inhoud van de inleiding weer?
A
Als Molli 's ochtends weer thuiskomt, is haar vacht zacht als fluweel
B
Als Molli 's avonds thuiskomt, voelt ze zich bij haar baasje op haar gemak.
C
Het baasje van Molli heeft veel vertrouwen dat de kat weer thuiskomt.

Slide 9 - Quiz

Waarover denk je dat de tekst zal gaan? Noteer enkele voorspellingen.

Slide 10 - Open question

Beantworte die Examensfragen.
Lees nog eens de inleiding (Einleitung)
en lees alinea 1 (1. Absatz).

Slide 11 - Slide

1) Was machen die Einleitung und der 1. Absatz deutlich?
A
Die Nachbarn passen manchmal auf Molli auf.
B
Karin hat Molli geschenkt bekommen.
C
Karin und Molli haben sich zufällig angefreundet.
D
Molli ist schon mal mehrere Tage weggeblieben.

Slide 12 - Quiz

2) Welche Aussage über Karin stimmt mit dem Inhalt des 1. Absatzes überein?
A
Sie dachte, dass Molli ihre Blumer zerstören würde.
B
Sie fühlte sich in ihrem neuen Haus viel wohler als vorher.
C
Sie war froh, dass sie endlich mehr Freizeit hatte.
D
Sie war glücklich darüber, dass Molli vorbei kam.

Slide 13 - Quiz

Als je een antwoord fout had,
hoe kwam dit dan?

Slide 14 - Mind map

Moet je open vragen
in het Nederlands of in het Duits beantwoorden,
of mag je dit zelf weten?

Slide 15 - Mind map

3) "... denn Karin hatte sich zu Hause verkrochen." (begin van alinea 2) Waarom deed ze dat?

Slide 16 - Open question

4) Meine Katze Molli (titel).
In alinea 2 staan nog andere woorden waarmee de kat Molli bedoeld wordt. Schrijf er 2 in het Duits op. Let op: Katze en Molli tellen niet mee.

Slide 17 - Open question

Stappenplan hoofdgedachte vinden
(Handbuch Seite 54)
Stap 1: Kijk naar de titel. Die beval al vaak de kern van de inhoud van de tekst. 
Stap 2: Lees de eerste en de laatste zin van de tekst. Die bevatten belangrijke informatie.
Stap 3: Heeft de tekst meerdere alinea's? Lees de eerste zin van elke alinea. Deze beginzin geeft vaak veel informatie. 
Stap 4: Lees het slot van de tekst. De hoofdgedachte staat vaak in het slot. Het is meestal een mening of een conclusie over het onderwerp. 

Slide 18 - Slide

Text 2:
Aus der Reihe "Stars und Sport"
Ich habe einen Text für euch ausgesucht. Du bekommst den Text auf Papier mit den Fragen. Die Fragen sollst du aber auch hier im LessonUp beantworten. 

Slide 19 - Slide

Strategie: hoofdgedachte van een alinea bepalen
Om de belangrijkste informatie in een alinea te bepalen, markeer je eerst de kernwoorden in een alinea.
Vat dan de inhoud van de alinea samen met behulp van deze kernwoorden. 

Slide 20 - Slide

Lees alinea 1 van de tekste en markeer de kernwoorden. 

Slide 21 - Slide

Vat de inhoud van alinea 1 in één zin samen.

Slide 22 - Open question

Lees alinea 2 van de tekst en markeer de kernwoorden. 

Slide 23 - Slide

Lees alinea 2 van de tekst
en markeer de kernwoorden.
Schrijf hier een aantal kernwoorden op.

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Slide

Lees alinea 3 van de tekst
en markeer de kernwoorden.
Schrijf hier een aantal kernwoorden op.

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Slide

Moet je open vragen
in het Nederlands of in het Duits beantwoorden,
of mag je dit zelf weten?

Slide 28 - Mind map

1) Elly sport heel veel en ze zegt dat ze daar veel aan heeft.
Welk voordeel van sporten noemt ze in alinea 1?

Slide 29 - Open question

2) Welche Aussage über Elly stimmt inhaltlich mit dem 2. Absatz überein?
A
Sie begann mit Sport, weil sie abnehmen wollte.
B
Sie läuft, obwohl es ihr keinen Spaß macht.
C
Sie treibt kaum Sport während einer Tournee.
D
Sie wählte anfangs bewusst eine Sportrichtung.

Slide 30 - Quiz

3) Warum arbeitet Elly mit dem Sportartikelanbieter Nike zusammen? (Absatz 3)
A
Sie erwartet, dadurch noch berühmter zu werden.
B
Sie glaubt an die Qualität der Produkte dieser Firma.
C
Sie hofft, dadurch mehr Leute zum Sport anzutreiben.
D
Sie kann dort endlich ihren Traum als Designerin leben.

Slide 31 - Quiz

Als je een antwoord fout had,
hoe kwam dit dan?

Slide 32 - Mind map

Waar loop je het meest tegenaan bij leesteksten?

Slide 33 - Mind map

Hoe zou je je het liefst voorbereiden op de leestoets in de toetsweek?

Slide 34 - Mind map

Stappenplan meerkeuzevragen
(Handbuch Seite 55)
Stap 1: Lees eerst de vraag en bedenk de antwoordalternatieven.
Stap 2: Vertaal de vraag voor jezelf. Gebruik zo nodig een woordenboek.
Stap 3: Zoek het bijbehorende stuk tekst op en lees het. 
Stap 4: Formuleer in je hoof het antwoord op de vraag.
Stap 5: Kies het antwoord dat het best bij jouw antwoord past. Streep die zeker fout zijn door. (Meestal twee van de vier zijn onzinantwoorden.) 

Slide 35 - Slide

Stappenplan Juist/onjuist-vragen
(Handbuch Seite 56)
Stap 1: Lees de beweringen één voor één door. 
Stap 2: Markeer de kernwoorden in de beweringen.
Stap 3: Vergelijk elke bewering met de tekst.
Stap 4: Noteer achter de bewering of deze wél of niet overeenkomt met de tekst. 

Slide 36 - Slide

Stappenplan gatentekstvragen
(Handbuch Seite 56)
Stap 1: Lees de vraag.
Stap 2: Bepaal de woordsoort van het in te vullen woord. (werkwoord, zelfstandig naamwoord, voegwoord enz.)
Stap 3: Lees de twee zinnen die vóór de open plek staan en twee zinnen die ná de open plek staan. (Dus niet de hele alinea of de hele tekst.)
Stap 4: Kijk of er signaalwoorden in de buurt van de open plek staan. Deze woorden kunnen je helpen om het juiste in te vullen woord te vinden 

Slide 37 - Slide