Herhaling 1 - 10 / start Hoofdstuk 12

Herhaling A1
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herhaling A1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Ik ga volgend jaar met mijn vriendin ____

samenwonen
A
samenwoon
B
woon samen
C
samenwonen
D
samen wonen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions



______je je broer vaak?

zien
A
zie
B
zien
C
ziet
D
zienen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


De makelaar ____ de woningen
op de computer ____


laten zien
A
laten [...] zien
B
zien [...] laat
C
laat [...] ziet
D
laat [...] zien

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


Ik ____ geen koffie, bedankt.


hoeven
A
hoeven
B
hoev
C
hoef
D
hoeft

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions



Elizabeth ____ je morgen.


bellen
A
bellen
B
beld
C
bel
D
belt

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions



Ik heb tot 19.00 uur ______



werken
A
werken
B
gewerkt
C
gewerkd
D
gewerken

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Heb je de zalf ______
proberen
A
proberen
B
geprobeert
C
geprobeerd
D
geproberen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions



Ik heb mijn zoon met zijn huiswerk ____

helpen

Slide 9 - Open question

This item has no instructions


Wat heb je in het weekend ____

doen

Slide 10 - Open question

This item has no instructions


Ik ben naar een concert
van Marco Borsato ______ .
____

zijn

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Doe de groeten ____ Yvonne!
A
op
B
met
C
aan
D
voor

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat vind je ____ dit idee?
A
door
B
van
C
tot
D
aan

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Francien lijkt ____ haar moeder.
A
met
B
van
C
op
D
aan

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions



Ik herinner niet waar ik je heb gezien.
reflexief pronomen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions



Al snel voelden we thuis in Nederland.
reflexief pronomen

Slide 16 - Open question

This item has no instructions


Ze kennen hier niet veel mensen,
dus ze vervelen een beetje.
reflexief pronomen

Slide 17 - Open question

This item has no instructions



Wat is er met jou? Voel je niet goed?
reflexief pronomen

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

onregelmatige werkwoorden
a - m

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Eerste dodenherdenking op 4 mei 1947,
bij een voorlopig monument.

Slide 21 - Slide

Het tijdelijke Nationaal Monument op de Dam in 1947 met de elf urnen van de fusilladeplaatsen.
vrouw met kind op de arm, krans om haar hoofd en duiven om haar heen -> 
overwinning, vrede en nieuw leven
Op de achterkant van de zuil omhoog vliegende duiven -> bevrijding.
In 1957 wordt het officiele monument op de dam onthuld.
geboeide mannen -> verzet
huilende honden -> smart en trouw
links verzet intelectuelen
rechts arbeidersverzet

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

In 1957 waren er 11 provincies, Flevoland was nog niet ingepolderd. Voor iedere provincies werd een urn geplaatst met 'bebloede' aarde. Later kwam daar een twaalfde bij, die uit Indonesië.
22 compartimenten 22 erevelden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

festivals
schrijven

Slide 25 - Slide

1:20 - 2:20, 3:45 - 4:30

Oranje boven
Parool
onderduikadres
radio oranje
hotel De wereld
Wilhelmus

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Naar de evenementenhal
de weg vragen
een route beschrijven
scheidbare werkwoorden
uitspraak ou - ui

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Dialoog
opdracht 1

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

De weg vragen
Mag ik u iets vragen?
Bent u hier bekend?
Weet u waar _____ is?
Ik zoek _____
opdracht 2

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Scheidbare werkwoorden
opdracht 4 en 5
aankomen
Hij komt aan ...
Hij kwam aan ...
Hij is ... aangekomen
instappen
Hij stapt in ...
Hij stapte in ...
Hij is ... ingestapt
oversteken
Hij steekt over ...
Hij stak over ...
Hij is ... overgestapt.
meenemen
Hij neemt over ...
Hij nam over ...
Hij heeft ... meegenomen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

1. Waarom gaan mensen fietsen op hun vakantie?  Noem drie redenen.
2. Noem drie landen waar mensen naartoe gaan.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
leuk, 
ze doen het al jaren, 
lekker fietsen, 
je ziet veel meer, 
een beetje afzien, 
lekker fietsen in de bergen, 
je ziet en beleeft van alles, 
je maakt alles van veel dichterbij mee,
sportief, 
vrienden bezoeken, 
vrijheid en rust, 
ik hou van fietsen.
1
Landen die genoemd worden:
Slovenië, 
Frankrijk, 
Spanje, 
Italië. 

Steden en gebieden die genoemd worden: Nîmes, 
Rome, 
Santiago de Compostella, 
Barcelona, 
Franse Alpen, 
Cevennen.
2

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

links rechts

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Leer onregelmatige werkwoorden m - l
gebruik nieuwe woorden
bekijk de video separable verbs op www.coutinho.nl

Slide 35 - Slide

This item has no instructions





                  ou / au - ui
opdracht 10

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

‘er’
vijf soorten
docenten
toerisme
klimaat
vormen
figuren
big five

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

1. er + indefiniet subject
- voorlopig subject in van de zin
- staat aan het begin van de zin
4. er + prepositie
3. er + woord van hoeveelheid
- gevolgd door telwoord/woord van hoeveelheid 
- staat na het eerste werkwoord
2. er van plaats 
- nooit op de eerste plaats, vervangt plaats, 
- kun je vervangen door hier/daar, 
- staat na het eerste werkwoord
- werkwoord met vaste prepositie
- vervangt het object
- staat na het eerste werkwoord
5. er + passief
- vervangt van het onderwerp
- staat aan het begin van de zin

Slide 38 - Slide

This item has no instructions