4.8 spelling a1c

a1c
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

a1c

Slide 1 - Slide

Planning

  •  Lezen?
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  1. hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden vormt;
  2. hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft.

Slide 3 - Slide

Alle werkwoorden kunnen van klank veranderen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de werkwoorden die niet van klank kunnen veranderen?
A
Domme werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden
C
Sterke werkwoorden
D
Slimme werkwoorden

Slide 5 - Quiz

Wat krijgen de zwakke werkwoorden in de verleden tijd na de ik-vorm?
A
s of n
B
te of de
C
ten of den
D
m of k

Slide 6 - Quiz

Wat gebruik je als je niet weet of je te of de moet schrijven?
A
Vraagproef
B
Tijdproef
C
'T kofschip x
D
Meervoud zetten

Slide 7 - Quiz

Wat betekent infinitief?
A
Halve werkwoord
B
Stam + t
C
Verleden tijd
D
Hele werkwoord

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je ik fiets in de verleden tijd?
A
Ik fietsen
B
Ik fietsde
C
Ik fietste
D
Ik fietsten

Slide 9 - Quiz

Hoe schrijf je in de verleden tijd ik woon?
A
Ik woonte
B
Ik woonde
C
Ik woonden
D
Ik woonten

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je in de verleden tijd wij lachen?
A
Wij lachte
B
Wij lachde
C
Wij lachten
D
Wij lachden

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je in de verleden tijd wij leven?
A
Wij leefden
B
Wij leeften
C
Wij leefde
D
Wij leefte

Slide 12 - Quiz

Ik-vorm verleden tijd
Wij vorm verleden tijd
Lachte
Woonden
Maakten
Gaapte 
Raadde
Reisden

Slide 13 - Drag question

Uitleg filmpje

Slide 14 - Slide

Theorie
Veel werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. We noemen dit zwakke werkwoorden of regelmatige werkwoorden. Ze krijgen na de ik-vorm de uitgang -te of -de in het enkelvoud en -ten of -den in het meervoud.

Slide 15 - Slide

Theorie


Je gebruikt de uitgang -te(n) als de stam (= het hele werkwoord zonder -en) eindigt op de medeklinkers -t, -k, -f, -s, -ch, -p of -x. Deze letters onthoud je met het woord: ’T KoFSCHiP X. Alle andere zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de(n).

Slide 16 - Slide

Wat is het meervoud van leeuw?
A
Leeuws
B
Leeuwin
C
Leeuwen
D
Leeuw's

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van ouder?
A
Ouders
B
Ouderen
C
Ouder's
D
Ouderin

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van hobby?
A
Hobbien
B
Hobby's
C
Hobbys
D
Hobbyt

Slide 19 - Quiz

Hoe worden de twee puntjes bovenop een letter genoemd?
A
Dubbele punt
B
Uitroepteken
C
Vraagteken
D
Trema

Slide 20 - Quiz

Als een ZN eindigt op -ee, wat krijgen deze woorden het het meervoud?
A
en
B
ën
C
n
D
s

Slide 21 - Quiz

Theorie
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee
Deze woorden krijgen in het meervoud -ën: zee – zeeën; idee – ideeën.

Slide 22 - Slide

Theorie
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
• Als de klemtoon op de laatste lettergreep met -ie ligt, schrijf je -ën achter het enkelvoud:
melodie – melodieën; knie - knieën.
• Als de klemtoon niet op de lettergreep met -ie ligt, schrijf je - ̈n achter het enkelvoud:
provincie – provinciën; bacterie – bacteriën.

Slide 23 - Slide

Paragraaf 4.8
Maken opdrachten 3 t/m 6 & 8 t/m 12

Slide 24 - Slide