H3, grammatica , 1p, 06-01-2020

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
12.35 - 12.45 -  Lezen in leesboek
12.45 - 12.55 - Wat weet je nog? Grammatica; zinsdelen
12.55 - 13.05 - Uitleg lijdend voorwerp (video)
13.05 - 13.20 - Zelfstandig werken
13.20 - 13.25 - Lesafsluiting, wat gaan we de volgende les doen?






Slide 2 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Slide

Grammatica
Als we het over grammatica hebben moet je altijd onthouden dat er twee manieren zijn om een zin te ontleden.

1. Zinsdelen

2. Woordsoorten

Slide 4 - Slide

Grammatica; zinsdelen
Over grammatica zinsdelen hebben we het in de eerste twee hoofdstukken uitgebreid gehad. Hieronder vallen:

De persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp bijvoorbeeld. 

Slide 5 - Slide

Ter herinnering:
de persoonsvorm: het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin
het onderwerp: het antwoord op de vraag: wie/wat  + gezegde?
de rest van de zinsdelen: welk vraagwoord kan je bij die zinsdelen stellen? Wanneer, wat, waar, wie, waarom, waardoor, waarmee, hoe? 

Opdracht 8 op blz. 117 Eerste zin doen we samen, de andere drie doe je zelfstandig en kijken we na. 
timer
8:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Even oefenen...
Benoem van de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp. Bij de eerste zin krijg je de zinsdelen van mij cadeau ;)

1. De kat | heeft | een rondje | door de wijk | gelopen.
2. Lisa doet een gevaarlijke salto op de trampoline.
3. Mijn vader heeft een oude man uit de sloot gered. 
timer
6:00

Slide 8 - Slide

Samengevat
de persoonsvorm: het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin
het onderwerp: het antwoord op de vraag: wie/wat + gezegde?
het lijdend voorwerp: het antwoord op de vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp?

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken 10 en 11 op blz. 119
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 13 of ga lezen in je leesboek. 

timer
15:00

Slide 10 - Slide

Lesafsluiting
De volgende les gaan we de opdrachten nakijken (opdracht 10 en 11 is dus huiswerk!) en een herhaling doen van wat er deze les is geleerd.

De pv, wwg en ow wist je al.
Het lv heb je vandaag geleerd. 

Daarnaast gaan we verder met grammatica; woordsoorten. Het andere deel van grammatica. 


Slide 11 - Slide

Uitleg zinsopbouw
Bij sommige werkwoorden moet je maar één basisvraag stellen. Bijvoorbeeld:
De hond slaapt.

Je kan niet vragen: Wat slaapt de hond? Je hoeft bij dit werkwoord maar één basisvraag te stellen. Wie slaapt? 

Bij sommige werkwoorden moet je de wie vraag stellen, maar kun je ook de wat vraag stellen.
Bijvoorbeeld:
Lisa zingt. Wat zingt Lisa? Lisa zingt een lied.
Klaas tekent. Wat tekent Klaas? Klaas tekent een hond. 

Slide 12 - Slide

Samengevat
1. Een werkwoord waar je alleen een wie vraag bij moet stellen (Hij slaapt)
2. Een werkwoord waar je een wie & een wat vraag bij moet stellen. (De tuinman hakt de boom om)
3. Een werkwoord waar je een wie vraag bij moet stellen, maar ook een wat vraag bij kunt stellen. (Linda zingt, Linda zingt een lied) 

Noteer van deze werkwoorden de juiste soort. (maak een keuze uit 1, 2 of 3)
Wassen, zwemmen, opbellen, fietsen, wegsturen. 

Slide 13 - Slide

Pauze

Slide 14 - Slide

Raadgedicht

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/strafschopspecialist/


Slide 15 - Slide

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 16 - Slide

Opdrachten bespreken
Wat? Opdracht 15 en 16 blz. 69 en 70

- Je kijkt met een andere kleur pen na
- Verbeter je antwoord als deze fout is
- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

Slide 17 - Slide

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 18 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 19 - Slide