Signaalwoorden 3f

Signaalwoorden 3f
Schrijven/Spreken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Signaalwoorden 3f
Schrijven/Spreken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Schrijfvaardigheid 3F

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Inleiding schrijven
  • Wat staat er in een inleiding?
  • Je motiveert de lezer
  • Je introduceert het onderwerp
     

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Aandacht trekken door:

  1. Voorbeeld / Anekdote
  2. Actualiteit
  3. Belang voor de lezer
  4. Geschiedenis

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp introduceren
  1. Eén of meerdere vragen te stellen
  2. Een probleem formuleren
  3. Een mening of standpunt
  4. Opbouw van de tekst/presentatie 

Slide 5 - Slide

*
iemand zijn inleiding voorlezen
Betoog
Presentatie Nederlands

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden 3f
Schrijven/Spreken
Opdracht B

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

moeilijke signaalwoorden

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Gebruik eens een ander signaalwoord

Slide 9 - Slide

*
deel de signaalwoorden uit
1.conclusie
dus, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt, dan ook, al met al, vandaar, inderdaad

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

2.doel-middel
door middel van, opdat, zodat, om te, met de bedoeling, waarmee, via, met behulp van, waarvoor

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

3.oorzaak-gevolg
daardoor, door, doordat, hierdoor, dat komt door, dus, zodat, met als gevolg, de oorzaak hiervan, te danken aan, te wijten aan, vanwege

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

4.opsomming
ten eerste, ten tweede, ten slotte, tot slot, de eerste, de tweede, een andere, om te beginnen, de volgende, vervolgens, en, ook, bovendien, daarnaast, tevens, verder, zowel ... als, niet alleen ... maar ook

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

5.reden/verklaring
want, omdat, daarom, dus, namelijk, immers, waarom, aangezien, vanwege, wegens, tenslotte, een reden/verklaring hiervoor is, dat blijkt uit

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

6.samenvatting
samenvattend, kortom, alles bij elkaar, met andere woorden, al met al

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

7.tegenstelling
maar, hoewel, toch, echter, aan de ene kant ... aan de andere kant, daarentegen, integendeel, in tegenstelling tot, enerzijds ... anderzijds, terwijl, ondanks, desondanks, niettemin

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

8. tijdsvolgorde
als, toen, wanneer, ondertussen, intussen, terwijl, vroeger, nu, later, eerst, daarna, voordat, nadat, totdat, zodra, sinds, tegelijkertijd, ten slotte, tijdens, uiteindelijk, vervolgens, zolang

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

9.vergelijking
alsof, evenals, eveneens, net zo ... als, net als, op dezelfde manier, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

10.voorbeeld/toelichting
bijvoorbeeld, zo, zoals, als,, onder andere, dat houdt in, denk hierbij aan, dat wil zeggen, ter illustratie, neem nu

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

11. voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, tenzij, op voorwaarde dat, behalve als/wanneer

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Roddelbiografie
Kies een beroemd persoon en schrijf een korte biografie
van ongeveer 400 woorden. Verzin dingen, gebruik je fantasie.
Met andere woorden: steek geen tijd in het uitzoeken of het
werkelijk zo is.

 Probeer daarin minstens 25 signaalwoorden te gebruiken, waaronder de woorden die je zelf niet zo snel zal gebruiken. Gebruik uit elke categorie (1-11) minstens één signaalwoord.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
Op de lijst staan meer dan 100 signaalwoorden. Deze zijn verdeeld in tien verschillende categorieën. Loop door de bovenstaande signaalwoorden en arceer woorden die je niet zo snel of nooit zal gebruiken. Gebruik deze signaalwoorden in je tekst. Maak er een goed lopende tekst van. Onderstreep de signaalwoorden in jouw tekst en zet er tussen haakjes achter in welke categorie ze komen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


A

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions