Les 12 (16 november 2024) draft

Les 12 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk? 

2.   Thema A §4 Tekstdoelen   Herhalen van de tekstdoelen uit cursus 1 §3. Bespreken opdracht 1 en 2    
   
3. Cursus 5 Grammatica - even herhalen §7, §9 en §11. 

4. Toets maken (in de online leeromgeving).   
   
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 12 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk? 

2.   Thema A §4 Tekstdoelen   Herhalen van de tekstdoelen uit cursus 1 §3. Bespreken opdracht 1 en 2    
   
3. Cursus 5 Grammatica - even herhalen §7, §9 en §11. 

4. Toets maken (in de online leeromgeving).   
   

Slide 1 - Slide

Het huiswerk van deze week was....
0= heel moeilijk 100=heel makkelijk
-3100

Slide 2 - Poll

"Ik heb mijn best gedaan op het huiswerk"
0=helemaal niet 100=ja zeker wel
-3100

Slide 3 - Poll

Paragraaf 4 (blz 24)
Tekstdoelen en meningen
Ken je ze nog?

Slide 4 - Slide

Welke tekstdoelen zijn er ook alweer?

Slide 5 - Open question

Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je iets leren
je uitleggen hoe je iets moet doen
je overtuigen van zijn mening
je iets laten doen
je vermaken

Slide 6 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 7 - Drag question

Thema A "Mens en dier" 


We gaan kijken naar opdracht 1 en 2 van paragraaf 4 (tekstdoelen herkennen, mening vormen over een tekst). 

Slide 8 - Slide

Even herhalen voor de toets

Slide 9 - Slide

Stap 3 Gezegde
Zoek alle werkwoorden in de zin
Dit zijn alle doe-woorden, dus ook de PV zelf. 

Slide 10 - Slide

Stap 4 Lijdend voorwerp
Hetgeen dat de handeling ondergaat. 
WIE/WAT + GEZ + OW
Of maar van de zin een .....word door.... zin.

Let op: niet elke zin heeft een LV

Jim zocht een mooie bloem / Jim springt op de trampoline

Slide 11 - Slide

meewerkend voorwerp: aan hen. nb. niet alle 'aans' zijn een meewerkend voorwerp: "er zit een strik aan haar vast"

Slide 12 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp (mv)?

Aan hem geef ik niets.
A
Aan hem
B
geef
C
hem
D
niets

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist?

Vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt (zoals waar? wanneer? , hoe? waarom?) zijn ook bijwoordelijke bepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Lesafsluiting
Huiswerk voor volgende week:  
▪  ▪ Lees in je leesboek  

▪ Thema A §4 opdracht 3   
Lees tekst 3, 4, 5, 6 goed, die zijn nodig voor een andere opdracht. 

▪ Thema A §4 opdracht 4, 
▪ Thema A §4 opdracht 5, maar alleen vraag 3, 4 en 5 van opdracht 5.   
    

Slide 15 - Slide