Verhaalanalyse

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

H4 - Verhaalanalyse 2023-2024

Doel: herhaling verhaalanalyse (enkele termen)

Wat is literatuur?

Diepgang

Maatschappijkritisch

Onvoorspelbaar

Open plekken

Origineel

Personages handelen minder volgens vaste patronen

Personages ontwikkelen zich

Doel: na laten denken

Wat is een open plek in een verhaal?

1. Een situatie die vragen bij de lezer oproept.
2. Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
3. Een situatie die zich op een open plek afspeelt.
4. Een situatie die geen spanning oproept.

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?

1. Omdat het personage dat zegt.
2. Omdat het personage een ontwikkeling doormaakt.
3. Omdat je leest wat het personage denkt en voelt.
4. Omdat het personage overal bij is.

Wat is een motief in een verhaal?

1. Een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt).
2. Een steeds terugkerende gedachte of element dat daardoor betekenis krijgt.
3. Het onderwerp van een verhaal.
4. De onderliggende gedachte van een verhaal.

Wat is een thema van een verhaal?

1. Een samenvatting van een verhaal.
2. Het genre.
3. De onderliggende boodschap van het verhaal.
4. Een ultrakorte samenvatting in 1 zin.

Waaraan zie je dat het om een bijfiguur gaat?

1. Het personage hangt er wat bij.
2. Het personage gaat om met de hoofdpersoon.
3. Je krijgt maar een beetje informatie over het personage.
4. Je weet niet alles wat het personage voelt, denkt, doet, wilt etc.

Wat wordt er bedoeld met de verteltijd?

1. Hoe lang je vertelt.
2. Hoe lang het verhaal duurt.
3. Hoeveel pagina's het verhaal heeft.
4. Hoeveel woorden het verhaal heeft.

Wat wordt er bedoeld met de vertelde tijd?

1. De tijd waarin je het verhaal leest.
2. De tijd die in het verhaal verloopt.
3. De tijd waarin het afspeelt.
4. Iets met tijd.

Welk perspectieven zijn er?

Wat is het perspectief?

Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 

1. Ik-perspectief.
2. Personaal perspectief (hij/zij).
3. Auctoriaal perspectief (alwetend).
4. Er zijn meerdere perspectieven.

Wat is het perspectief?

'Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in Griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was.'

1. Ik-perspectief.
2. Personaal perspectief (hij/zij).
3. Auctoriaal perspectief (alwetend).
4. Er zijn meerdere perspectieven.

Wat is het perspectief?

"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."

1. Ik-perspectief.
2. Personaal perspectief (hij/zij).
3. Auctoriaal perspectief (alwetend).
4. Er zijn meerdere perspectieven.

Bij welke zin begint de flashback?

"Heb ik nooit verteld over die keer dat je oma en ik in het buitenland zaten?”

“Nee, daar weet ik niets van.”

“Het is nu al zeker dertig jaar geleden. We hadden een reis geboekt naar India. In die tijd was het niet gebruikelijk om te reizen. Het begon allemaal toen we uit het vliegtuig stapten..."

1. 'Heb ik...'
2. 'Het is...'
3. 'In die tijd...'
4. 'Het begon...'

Met een flashback wordt het verhaal...

1. Niet-chronologisch.
2. Chronologisch.

Een verhaal dat begint als een sprookje wordt verteld ....

1. Abo ovo.
2. In medias res.
3. Post rem.
4. Open/gesloten.

De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.

Tonio door A.FT. van der Heyden

Het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van

1. Tijdvertraging.
2. Tijdversnelling.

Wat wordt er bedoeld met de historische tijd?

1. De geschiedenis.
2. De tijd waarin het verhaal zich afspeelt
3. Het jaartal waarin het verhaal zich afspeelt.
4. De historische waarde.

Wat wordt er bedoeld met de ruimte in een verhaal?

1. Hoeveel ruimte de personages hebben.
2. De plek waar het verhaal zich afspeelt.
3. De marges in het verhaal.
4. De omgeving.

Wat is een open plek in een verhaal?

1. Een situatie die vragen bij de lezer oproept.
2. Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
3. Een situatie dat zich op een open plek afspeelt.
4. Een situatie die geen spanning oproept.

Korte fragmenten

Lees steeds de fragmenten. Let op het perspectief. Na afloop van ieder fragment, krijg je de vraag wie de verteller van het fragment is.

Verteller?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Verteller?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Verteller?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Verteller?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Verteller?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Perspectief?

1. Ik-verteller.
2. Hij/zij-verteller.
3. Alwetende verteller.
4. Er zijn meerdere vertellers.

Wat vond je van deze herhaling?

😒🙁😐🙂😃

Verhaalanalyse