This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spreken en Presenteren: Tips en Tricks
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
LEERDOEL
Aan het einde van deze les kan je:
De belangrijkste tips en tricks gebruiken om effectief te spreken en te presenteren.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat weet jij al over het spreken en presenteren?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Ken je publiek
Ken je doelgroep en pas je presentatie hierop aan. Gebruik taal en voorbeelden die begrijpelijk zijn voor je publiek.
Slide 4 - Slide
Laat de leerlingen nadenken over hun eigen doelgroep en hoe zij hun presentatie hierop kunnen aanpassen.
Wat is het belangrijkste bij het aanpassen van je presentatie aan je doelgroep?
A
Het gebruik van taal en voorbeelden die begrijpelijk zijn voor je publiek.
B
Zorgen dat je presentatie er visueel aantrekkelijk uitziet.
C
Het kiezen van een onderwerp dat jij interessant vindt.
D
De presentatie kort en bondig houden.
Slide 5 - Quiz
This item has no instructions
Structuur
Gebruik een duidelijke structuur in je presentatie, zoals een introductie, kern en conclusie. Dit maakt je presentatie overzichtelijk en makkelijk te volgen.
Slide 6 - Slide
Vraag de leerlingen om hun eigen presentatie te structureren en bespreek dit klassikaal.
Wat is het effect van een presentatie zonder duidelijke structuur?
A
De presentatie kan verwarrend zijn en moeilijk te volgen.
B
De presentatie is korter.
C
De presentatie is altijd interessanter.
D
De presentatie heeft een grotere impact op het publiek.
Slide 7 - Quiz
This item has no instructions
Hoeveel onderdelen heeft een presentatie met een duidelijke structuur?
A
Drie: introductie, kern en conclusie.
B
Vijf: inleiding, kern, conclusie, samenvatting en nawoord.
C
Vier: introductie, kern, conclusie en samenvatting.
D
Twee: introductie en conclusie.
Slide 8 - Quiz
This item has no instructions
Wat is het voordeel van het gebruiken van een duidelijke structuur in een presentatie?
A
Het maakt de presentatie ingewikkelder.
B
Het maakt de presentatie langer.
C
Het maakt de presentatie overzichtelijk en makkelijk te volgen.
D
Het maakt de presentatie saai.
Slide 9 - Quiz
This item has no instructions
Non-verbale communicatie
Let op je lichaamstaal, gezichtsuitdrukking en stemgebruik. Dit kan bijdragen aan een goede presentatie en het overbrengen van je boodschap.
Slide 10 - Slide
Doe een rollenspel met de leerlingen waarbij zij letten op hun eigen non-verbale communicatie.
Visuals
Gebruik visuals, zoals afbeeldingen en grafieken, om je boodschap te ondersteunen. Zorg ervoor dat deze visuals duidelijk en relevant zijn.
Slide 11 - Slide
Laat de leerlingen een presentatie maken met behulp van visuals en bespreek deze klassikaal.
Oefenen
Oefen je presentatie vooraf en vraag feedback van anderen. Zo kan je je presentatie verbeteren en meer zelfvertrouwen krijgen.
Slide 12 - Slide
De leerlingen kunnen in groepjes oefenen met hun presentatie en elkaar feedback geven.
Tijd
Houd rekening met de tijd en zorg dat je presentatie niet te lang duurt. Dit kan leiden tot verveling en een verlies van interesse van je publiek.
Slide 13 - Slide
This item has no instructions
Vragen beantwoorden
Bereid je voor op mogelijke vragen van je publiek en wees hierop voorbereid. Dit laat zien dat je kennis hebt van het onderwerp en zorgt voor een professionele uitstraling.
Slide 14 - Slide
Vraag de leerlingen om mogelijke vragen te bedenken en hierop voorbereid te zijn.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.