Blok 3 Over Taal 3.10 Woordenschat BK1

Blok 3 Over taal

3.10 Woordenschat

Schooltaalwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 3 Over taal

3.10 Woordenschat

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
Welke stappen zet je wanneer je een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 2 - Slide

Zet de stappen van het ‘Stappenplan moeilijke woorden’ in de juiste volgorde.
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek het op in een woordenboek.

Slide 3 - Drag question

Wat is de betekenis van het woord 'aandachtig' in de zin:

'Bij een toets moet je vragen aandachtig lezen.'
A
met veel aandacht
B
nuttig

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'eventueel' in de zin:

'Een moeilijke vraag kun je eventueel een paar keer lezen.'
A
kort gezegd
B
als het nodig is

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'aangezien' in de zin:

'Goed lezen is belangrijk, aangezien je dan minder fouten maakt.'
A
op het laatst
B
omdat

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'gebruikelijk' in de zin:

'Het is gebruikelijk dat je je naam op het toetsblad schrijft.'
A
gewoon
B
als het nodig is

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'geschikt' in de zin:

'Een stift is niet geschikt om mee te schrijven.'
A
bruikbaar
B
gewoon

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'ronduit' in de zin:

'Zeg maar gewoon ronduit wat je plan is.'
A
op het laatst
B
zonder er omheen te draaien

Slide 9 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'nuttig' in de zin:

'LessonUp is nuttig om woordjes te oefenen.'
A
bruikbaar
B
ondertussen

Slide 10 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'uiteindelijk' in de zin:

'Het zal je uiteindelijk allemaal wel lukken!'
A
met veel aandacht
B
op het laatst

Slide 11 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'kortom' in de zin:

'Je hebt er alles aan gedaan, kortom: het komt best wel goed!'
A
met veel aandacht
B
kort gezegd

Slide 12 - Quiz

Dit ging best goed
Kies in de volgende zinnen het juiste woord.
Kijk goed naar de betekenis van de hele zin! 

Slide 13 - Slide

Kies het juiste woord.

Ik wil ________ meedoen aan het wereldkampioenschap.
A
actief
B
regelmatig
C
passief
D
niets liever dan

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste woord.

_________ mijn zere enkel heb ik toch getraind.
A
dankzij
B
omdat
C
ondanks
D
doordat

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste woord.

Ik weet niet waardoor deze pijn is ______________.
A
ontstaan
B
geworden
C
geweest
D
verdragen

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste woord.

Mijn vriendin heeft ook ________ en doet ook mee.
A
regelmatig
B
de smaak te pakken
C
niets liever dan
D
bewegingen

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste woord.

We leren ________ de nieuwe woorden.
A
regelmatig
B
ondanks
C
vrijheid
D
niets liever dan

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste woord.

Ik hou van muziek uit ______________.
A
de kast
B
de jaren 60
C
het verleden
D
de radio

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste woord.

Als je veel beweegt, voel je je heerlijk ___________
A
actief
B
cool
C
vermoeid
D
passief

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste woord.

Ik wil graag gezond eten en kies daarom gezonde ________.
A
acties
B
producten
C
middelen
D
artikelen

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste woord.

Als ik de opleiding heb _________ ga ik werken.
A
gelopen
B
afgerond
C
gevonden
D
gestopt

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste woord.

De betoging in Washington ___________ de bestorming van het Capitool.
A
kwam tot
B
ging tot
C
leidde tot
D
deed tot

Slide 23 - Quiz

Wat heb je geleerd?

  • Herhaling van het stappenplan moeilijke woorden
  • Nieuwe schooltaalwoorden
  • De juiste woorden in een tekst zetten




Slide 24 - Slide

Huiswerk
Lees nog eens de opdrachten in je lesboek Op Niveau blz. 112-113

Dit is ook je huiswerk voor maandag 18 januari en staat in Magister!


Slide 25 - Slide