Blok 3.4 A Over Taal 3.10 Woordenschat BK1

Blok 3 Over taal

3.10 Woordenschat

Schooltaalwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 3 Over taal

3.10 Woordenschat

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
Welke stappen zet je wanneer je een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 2 - Slide

Zet de stappen van het ‘Stappenplan moeilijke woorden’ in de juiste volgorde.
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek het op in een woordenboek.

Slide 3 - Drag question

Wat is de betekenis van het woord 'aandachtig' in de zin:

'Bij een toets moet je vragen aandachtig lezen.'
A
met veel aandacht
B
nuttig

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'eventueel' in de zin:

'Een moeilijke vraag kun je eventueel een paar keer lezen.'
A
kort gezegd
B
als het nodig is

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'gebruikelijk' in de zin:

'Het is gebruikelijk dat je je naam op het toetsblad schrijft.'
A
gewoon
B
als het nodig is

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'geschikt' in de zin:

'Een stift is niet geschikt om mee te schrijven.'
A
bruikbaar
B
gewoon

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'nuttig' in de zin:

'LessonUp is nuttig om woordjes te oefenen.'
A
bruikbaar
B
ondertussen

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'kortom' in de zin:

'Je hebt er alles aan gedaan, kortom: het komt best wel goed!'
A
met veel aandacht
B
kort gezegd

Slide 9 - Quiz

Dit ging best goed
Kies in de volgende zinnen het juiste woord.
Kijk goed naar de betekenis van de hele zin! 

Slide 10 - Slide

Kies het juiste woord.

Ik wil ________ meedoen aan het wereldkampioenschap.
A
actief
B
regelmatig
C
passief
D
niets liever dan

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste woord.

_________ mijn zere enkel heb ik toch getraind.
A
dankzij
B
omdat
C
ondanks
D
doordat

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste woord.

Mijn vriendin heeft ook ________ en doet ook mee.
A
regelmatig
B
de smaak te pakken
C
niets liever dan
D
bewegingen

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste woord.

Als ik de opleiding heb _________ ga ik werken.
A
gelopen
B
afgerond
C
gevonden
D
gestopt

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste woord.

De betoging in Washington ___________ de bestorming van het Capitool.
A
kwam tot
B
ging tot
C
leidde tot
D
deed tot

Slide 15 - Quiz

Wat heb je geleerd?

  • Herhaling van het stappenplan moeilijke woorden
  • Nieuwe schooltaalwoorden
  • De juiste woorden in een tekst zetten




Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maak in Edition Blok 3 Over Taal
3.10 Woordenschat
de opdrachten 29 en 30 (helemaal)

Dit is ook je huiswerk voor maandag 18 januari en staat in Magister!


Slide 17 - Slide