Hoe maken we de passé composé?
Deel 2:
Als je het eerste deel hebt (vorm van avoir)
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.
Werkwoord op -er -> stam + é
Werkwoord op -ir -> stam + i
Ik heb gezwommen - ik heb gepraat
zwemmen = nager
praten = parler
Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé