Le passé composé -re / de voltooid tegenwoordige tijd

 Bonjour tout le monde!
09-03-2021
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

 Bonjour tout le monde!
09-03-2021

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui:
- Aanwezigheid invullen
- Planner doornemen
- Je vais apprendre..
- Herhaling présent
- Herhaling vorige week + uitleg uitzonderingen
- Uitleg werkwoorden op -re
- Aan de slag

 Pak je tekstboek erbij op bladzijde 67 
Pak je werkboek erbij op bladzijde 25

Slide 2 - Slide

Je vais apprendre...
1. Ik weet wanneer je de passé composé moet gebruiken. 

2. Ik weet uit welke twee delen de passé composé bestaat.

3. Ik weet welke 'de twee hulpwerkwoorden' zijn en hoe ik tussen die twee de juiste kan kiezen.

4. Ik kan de regel voor het voltooid deelwoord toepassen. Ik kan het voltooid deelwoord maken van werkwoorden die eindigen op -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Le présent
De tegenwoordige tijd

Stam + uitgang
Voorbeelden:
- Je (marcher) marche
- Nous (remplir) remplissons
- Elles (attendre) attendent

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog over le passé composé?

Slide 5 - Slide

Le passé composé en néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal gedaan hebt.

Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat

Slide 6 - Slide

Le passé composé
Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat
De passé composé bestaat uit 2 delen en kan met 2 hulpwerkwoorden gemaakt worden. 
Hebben = Avoir
Zijn = Être
Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   
Uitzonderingen: ''commencer'' -> ''j'ai commencé'' (ik ben begonnen in nl)
''être''-> ''j'ai été'' (ik ben geweest in nl)



Slide 7 - Slide

Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé? 

Werkwoorden op -er -> parler, rencontrer, manger 
Werkwoorden op -ir -> partir, finir, sortir
Werkwoorden op -re -> répondre, entendre, perdre









Slide 8 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
pc bestaat uit 2 delen, deel 1:
Kies eerst het juiste hulpwerkwoord.
Je kunt kiezen tussen 
'zijn' (être) en 'hebben' (avoir).
Leer de rijtjes nog eens goed uit je hoofd!

Slide 9 - Slide

Vous avez
Tu es
J'ai
Nous sommes
Ik heb
Jullie hebben
Wij zijn
Jij bent

Slide 10 - Drag question

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je het hulpwerkwoord hebt gevonden (avoir of être)
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é
Werkwoord op -ir -> stam + i
Ik heb gezwommen - ik heb gepraat - ik heb gekozenik ben gegaan 

zwemmen = nager
praten = parler
kiezen = choisir
gaan = aller 

 Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekozen = J'ai choisi
Ik ben gegaan = Je suis allé








Slide 11 - Slide

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________
A
Elle est regardé
B
Elle a regardée
C
Elle a regardé
D
Elle a regardi

Slide 12 - Quiz

Als je het werkwoord être als hulpwerkwoord moet gebruiken



In het Frans is het heel belangrijk of een woordje mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is.

Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.

Ik ben gegaan (ik = een meisje) - Je suis allée
Wij zijn gegaan (wij = 2 meisjes) - Nous sommes allées
Jullie zijn gegaan ( jullie = 2 mannen) - Vous êtes allés 

* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. Er komt geen extra   
-e, -es of -s. Bijvoorbeeld: wij hebben gepraat - nous avons parlé.

Slide 13 - Slide

Je suis 
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 14 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Tim et Tom (arriver) ______ __________

Slide 15 - Open question

Uitzonderingen
Het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden :
(Komt voor in opdracht 14 c en d in je werkboek)
- faire (doen/maken) -> j'ai fait (ik heb gemaakt/gedaan)
pouvoir (kunnen) = pu -> j'ai pu (ik heb gekund)
vouloir (willen)  = voulu -> j'ai voulu (ik heb gewild)
avoir (hebben) = eu -> j'ai eu (ik heb gehad)
être (zijn) = été -> j'ai été (ik ben geweest)

Slide 16 - Slide

Passé composé - werkwoorden op -re
Deel 1 -> être of avoir
Deel 2 -> -re van het werkwoord afhalen en 'u' ervoor in de plaats
Elle (répondre) - > Elle a répondu
Vous (entendre) -> Vous avez entendu 
Ils (rendre) -> Ils ont rendu

Slide 17 - Slide

Le passé composé -re

Slide 18 - Slide

   Kort stappenplan 
1. Kiezen tussen avoir of être.
2. De juiste persoonsvorm van het hulpwerkwoord (uit het rijtje)
3. Maak het voltooid deelwoord (stam + é / stam + i / stam + u) 
(of een onregelmatig werkwoord bijv. pris)
4. Als jij être gebruikt, let op of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is!  (gebruik schema) 

De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 19 - Slide

Hulpmiddelen
Filmpje met uitleg hulpwerkwoord avoir:
https://www.youtube.com/watch?v=1VL79DR6G5U&feature=youtu.be

Filmpje met uitleg hulpwerkwoord être:
https://www.youtube.com/watch?v=Y6fcx33wtS8&feature=youtu.be 

Tekstboek bladzijde 67
 

Slide 20 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 21 - Mind map

Is de passé composé helder voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Was mijn uitleg duidelijk voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Au travail!
- Maak opdracht 27 in je werkboek -> 
Foto maken en inleveren in ''inleverbakje week 8''
voor het eind van de les!

- Slim stampen grammaire G (inleveren via It's Learning)

- Oefenblad (toets) op It's Learning






Slide 24 - Slide