Oefentoets woorden en spelling hoofdstuk 1,2,3

Oefentoets woorden en spelling hoofdstuk 1,2,3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets woorden en spelling hoofdstuk 1,2,3

Slide 1 - Slide

Wat is "aanleg" (binnen taalvaardigheid)?
A
Stenen in een pad leggen
B
Geschiktheid
C
Dat je een boot bij de steiger "parkeert"
D
bekwaamheid

Slide 2 - Quiz

Discipline is ...
A
vakgebied
B
concentratie
C
moed
D
kracht om vol te houden

Slide 3 - Quiz

Investeren is ...
A
nadoen
B
een vest breien
C
tijd of energie ergens aan besteden
D
tijd en geld aan niets besteden

Slide 4 - Quiz

Focus wil zeggen ...
A
imitatie
B
beeld
C
inzet
D
concentratie

Slide 5 - Quiz

Essentie betekent ...
A
het belangrijkste
B
onbelangrijkste
C
belangrijk
D
onbelangrijk

Slide 6 - Quiz

Futiliteit betekent ...
A
groots
B
halfbakken
C
detail
D
feestelijk

Slide 7 - Quiz

Heilzaam is ...
A
verstandig
B
ongezond
C
onverstandig
D
gezond

Slide 8 - Quiz

Kroost ...
A
hoort bij een eend
B
oudere mensen
C
is als een toost
D
kinderen

Slide 9 - Quiz

recent is ...
A
onlangs
B
afwezig
C
aanwezig
D
kortgeleden

Slide 10 - Quiz

Wijdverbreid
A
wijd gebreid dus wijd
B
breed gemaakt
C
komt voor bij grote groep
D
bij kleine groep voorkomend

Slide 11 - Quiz

Allochtoon ...
A
iemand die naar een ander land verhuist
B
iemand die in een ander land geboren is
C
iemand die graag wil verhuizen
D
iemand die verre reizen maakt

Slide 12 - Quiz

Welke is goed geschreven?
A
orgineel
B
orichineel
C
origineel
D
origeneel

Slide 13 - Quiz

Ik ken al heel veel van deze woorden!
A
ja
B
niet dus
C
nou nee
D
zeker

Slide 14 - Quiz

Hoe ga jij je voorbereiden op de toets met ongeveer 30 moeilijke woordjes?

Slide 15 - Open question

Schrijf de juiste meervoudsvorm op van de woorden. Soms moet je twee antwoorden geven.
a. analyticus / b. honorarium / c. biografie
d. pygmee / e. porie / f. categorie
g. imperium / h. snee

Slide 16 - Open question

Noteer van elk de volgende werkwoorden de verleden tijd enkelvoud.
a. aftreden
b. vreten
c. aansluiten
d. snuiven

Slide 17 - Open question

Noteer van de volgende werkwoorden de verleden tijd meervoud.
a. blazen
b. druipen
c. stelen
d. zwerven

Slide 18 - Open question

Succes met leren!

Slide 19 - Slide