Poëzieweek les 1

3 vwo
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3 vwo

Slide 1 - Slide

taal en woordenschat

Slide 2 - Slide

timer
1:00

Slide 3 - Mind map

repetitio
enumeratio
hyperbool
understatement
eufemisme
een stijlfiguur de omvang van datgene in de werkelijkheid waarnaar wordt verwezen wordt – vaak veel – kleiner voorgesteld dan in feite het geval is. 
een stijlfiguur waarbij een opsomming wordt gebruikt om iets te benadrukken.

Slide 4 - Drag question

dordrecht 25 november 1963

l.s. 

wegens de gebeurtenissen in amerika
gaat de ouderavond vandaag niet door
de avond wordt nu gehouden
op maandag 9 december (over veertien dagen)
ook weer in de meerpaal
om acht uur

de oudercommissie
Is dit een gedicht?

Slide 5 - Slide

Is dit een gedicht?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

De idioot op het dak

Ik vroeg de jongen op mijn werk – dat bestaat uit peperoni, melanzani en carciofi in de bakjes scheppen, kip en friet en gamba’s bakken, salades maken, enzovoort, ik deed de koude kant vandaag en hij de warme – of we na het werk wat gingen drinken. Na het werk gingen we wat drinken.

 

Er was een jongen die de Domtoren op zijn arm had laten tatoeëren, een jongen die Chris heette, een jongen die later weer in Groningen ging wonen, er was een jongen die het woord wist voor de geur die hertenwijfjes afscheiden.


Diezelfde avond fietste ik, stomdronken, naar mijn ex. Even kijken of zijn fiets er stond. Die stond er. Eén keer aanbellen. Nog een keer aanbellen. Nog één keer. Ik herinner me wat hij me over stalkers heeft verteld: die moet je negeren. Ik wil niet dat hij mij negeert. Ik bel nog een keer aan. Heel lang.


Steeds als ik denk: nu laat ik de bel los, laat ik de bel niet los. Hij doet nog steeds niet open. Ik zoek waar ik beginnen kan met op het dak te klimmen. Een paar daken van zijn dak vandaan is een begin. Ik begin met op het dak te klimmen. Als ik drie daken heb gehad, ik ben er bijna,


gaat er een dakraam open. Een vrouw schreeuwt godverdomme, een mannenhoofd verschijnt. Ik heb nog nooit van zo dichtbij, vanuit dit perspectief, een mannenhoofd uit een dakraam zien steken, Ik zeg: Ik ben geen inbreker, ik zeg dat ik me schaam, ik vraag of hij vroeg op moet morgen.

De man geeft me geen kans verder te klimmen. Hij blijft met zijn hoofd uit het dakraam. Er gaat nog een dakraam open. Ik had nog nooit één mannenhoofd van zo dichtbij uit een dakraam zien steken, laat staan twee tegelijk. Zitten blijven! zeggen ze. Zitten blijven! Ik vraag me af of ik een strafblad krijg.

De politie is gearriveerd. Waar is hij? Hoor ik vragen. Het is een vrouw. Ik begeef me naar de dakrand om me te laten zien. Het is een soort optreden, maar dan van onderaf belicht. Er is ook een hond bij. Een labrador die op mijn ex lijkt. Die is ook blond.

Ik klim naar binnen door het dakraam van het eerste mannenhoofd. Ik sta op een zolder. Ik zie de vrouw die godverdomme riep, ik aai de hond, ik zeg: Sorry, sorry. Ik zeg:
Ik ben geen inbreker.

Iemand vraagt me hoe ik op dat dak gekomen ben. Iemand vraagt me waarom ik dit deed. Liefdesverdriet, zeg ik. Ja, zegt een politieman, uit liefdesverdriet kun je rare dingen doen. Hoe heet je? Vraag ik hem. Ik heet Paul, zegt hij. En waar woon je?
Is dit een gedicht?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat valt je op aan dit gedicht? Let op de inhoud en de vorm.
timer
2:00

Slide 10 - Open question

Opvallend
'Ik vroeg de jongen op mijn werk...'
'Ik bel nog een keer aan.'
'Ik zoek waar ik kan beginnen met op het dak te klimmen.'
'Ik begeef me naar...'
 'Ik zeg: Ik ben geen inbreker.'

Slide 11 - Slide

Opvallend
'Iemand vraagt me' 
> herhaling van een woord of woordgroep aan het begin van een regel, zin of strofe = anafoor

'dak', 'klimmen', 'Zitten blijven' 
> herhaling van woorden = repetitio

'een jongen die' + [beschrijving] en 'ik' + [werkwoord] + [plaats] 
> herhaling van een structuur van een zin = parallellisme

Slide 12 - Slide

Opvallend
'Iemand vraagt me' 
> herhaling van een woord of woordgroep aan het begin van een regel, zin of strofe = anafoor

'dak', 'klimmen', 'Zitten blijven' 
> herhaling van woorden = repetitio

'een jongen die' + [beschrijving] en 'ik' + [werkwoord] + [plaats] 
> herhaling van een structuur van een zin = parallellisme

Slide 13 - Slide

Opvallend
combinatie van directe en indirecte rede
directe rede: 'ik zeg: Ik ben geen inbreker'
indirecte rede: 'ik zeg dat ik me schaam, ik vraag of hij vroeg op moet morgen'

Slide 14 - Slide

En nu?
Denk terug aan een 
gênant moment en maak een gedicht. Zie stencil voor de volledige opdracht. 
timer
15:00
  • anafoor: herhaling van een woord of woordgroep 

     aan het begin van een regel, zin of strofe 
  • repetitio: herhaling van woorden
  • parallellisme: herhaling van een structuur van
     een zin
  • directe rede: 'ik zeg: Ik ben geen inbreker' 
  • indirecte rede: 'ik zeg dat ik me schaam, ik vraag
     of hij vroeg op moet morgen'

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Denk na over hoe je je gedicht gaat voordragen. 

Slide 16 - Slide

Huiswerk 5 vwo i.v.m. blokuur
Waarom is poëzieonderwijs belangrijk? Lees de tekst.
Kies minimaal één aspect van de literaire ruimte uit die voor jou belangrijk is en leg uit waarom je deze het belangrijkst vindt. Je mag het belang natuurlijk illustreren aan de hand van een zelfgekozen gedicht, maar dit hoeft niet. Let op: je pitch duurt 1 minuut. Niet korter en niet langer.

Slide 17 - Slide

Huiswerk 5 vwo i.v.m. blokuur
Waarom is poëzieonderwijs belangrijk? Lees de tekst.
Kies minimaal één aspect van de literaire ruimte uit die voor jou belangrijk is en leg uit waarom je deze het belangrijkst vindt. Je mag het belang natuurlijk illustreren aan de hand van een zelfgekozen gedicht, maar dit hoeft niet. Let op: je pitch duurt 1 minuut. Niet korter en niet langer.

Slide 18 - Slide