M2. H04. Herhaling 1-2
1 / 19
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
timer
1:00
Produceren
Slide 3 - Mind map
Zet de bedrijfskolom in de juist volgorde
timer
1:00
1
2
3
4
5
Supermarkt
Broodfabriek
Consument
Graanboer
Meelfabriek
Slide 4 - Drag question
Hoe noem je het als het het product
door elke bewerking steeds een
beetje meer waard wordt?
door elke bewerking steeds een
beetje meer waard wordt?
A
Kostprijs
B
Productiekosten
C
Toegevoegde waarde
D
Winst
Slide 5 - Quiz
Harry maakt een boekenkast. De planken kosten €14,90 per meter. Hij gebruikt 15 meter aan hout. Lijm en schroeven kosten €2,50.
Bereken de materiaalkosten van de boekenkast.
Bereken de materiaalkosten van de boekenkast.
A
€17,40
B
€226,10
C
€262,50
Slide 6 - Quiz
€226,10 is niet de kostprijs
van de kast.
Waarom niet?
van de kast.
Waarom niet?
timer
1:00
Slide 7 - Open question
Fleur heeft 350 koekjes gebakken om te verkopen.
De totale kosten bedroegen €42,-.
Bereken de kostprijs per koekje.
De totale kosten bedroegen €42,-.
Bereken de kostprijs per koekje.
timer
1:00
Slide 8 - Open question
De productiekosten van IJssalon Nelis zijn per
maand €3.780. De kostprijs per product is €0,90.
Hoeveel ijsjes maakt Nelis per maand?
maand €3.780. De kostprijs per product is €0,90.
Hoeveel ijsjes maakt Nelis per maand?
timer
1:00
Slide 9 - Open question
Welk van de volgende is GEEN productiesector?
A
Agrarische bedrijven
B
Dienstverlenende bedrijven
C
Industriële bedrijven
D
Overheids bedrijven
Slide 10 - Quiz
Dit is een
A
Agrarisch bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Industrieel bedrijf
Slide 11 - Quiz
Dit is een
A
Agrarisch bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Industrieel bedrijf
Slide 12 - Quiz
Dit is een
A
Agrarisch bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Industrieel bedrijf
Slide 13 - Quiz
Dit is een
A
Agrarisch bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Industrieel bedrijf
Slide 14 - Quiz
Productiefactoren
timer
1:00
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Cacaobonen
Het schip dat de cacaobonen vervoert
Machines waarmee chocolade wordt gemaakt.
Personeel dat de machines bedient
Geld om te investeren
Slide 15 - Drag question
Nelis verkoopt op een dag voor €325 aan ijsjes. De kosten waren €196
Bereken de winst.
Bereken de winst.
timer
1:00
Slide 16 - Open question
Als je €2.000 per maand winst wilt maken en
je kosten zijn €1.200 per maand.
Hoeveel moeten je opbrengsten dan zijn?
je kosten zijn €1.200 per maand.
Hoeveel moeten je opbrengsten dan zijn?
timer
1:00
Slide 17 - Open question
Sophie verkoopt rozen voor €2 per stuk.
Haar totale kosten zijn €80.
Hoeveel rozen moet zij verkopen om geen verlies te lijden?
Haar totale kosten zijn €80.
Hoeveel rozen moet zij verkopen om geen verlies te lijden?
