1.2 Naamwoorden en lidwoorden

Nederlands
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Grammatica en spelling
HOOFDSTUK 1 Woordsoorten

1.1 Werkwoorden
1.2 Naamwoorden en lidwoorden
1.3 Voornaamwoorden
1.4 Voegwoord en voorzetsel

Slide 2 - Slide

Wat zie je?

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Je herkent zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 4 - Slide

Zelfstandig naamwoord
1) Je kunt er vaak de, het of een voorzetten
2) Je kunt ze meestal in het meervoud zetten
3) Je kunt er meestal een verkleinwoord van maken

fiets - de fiets - fietsen - fietsje
boek - het boek - boeken - boekje

Namen van mensen, plaatsen en landen zijn ook zelfstandig naamwoorden

Slide 5 - Slide

DRIE VRAGEN
3 vragen over het zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Slide

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ik heb een koekje.
A
Ik
B
heb
C
een
D
koekje

Slide 7 - Quiz

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ga jij naar Amsterdam?
A
Ga
B
jij
C
naar
D
Amsterdam

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met twee zelfstandig naamwoorden.

Slide 9 - Open question

Lidwoorden
Lidwoorden horen bij het zelfstandig naamwoord.
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord, maar er kunnen wel woorden tussen staan zoals het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord.


De logistiek. 
Het kleine magazijn. 
Een goede stageplek.

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord.

De mooie tractor
De rode tractor
De oude tractor

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Soms staan er meerdere bijvoeglijk naamwoorden voor een zelfstandig naamwoord. Dan worden ze gescheiden door een komma.

De mooie, gele auto.
De mooie, gele, oude auto.

Slide 12 - Slide

DRIE VRAGEN
2 vragen over het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Maak een zin met twee bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 14 - Open question

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof het zelfstandig naamwoord gemaakt is.

Het gouden horloge.
Een plastic tas.

Slide 15 - Slide

DRIE VRAGEN
1 vraag over het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk
Bijvoeglijk

Goud
Lief
Duur
Hout
Geel
Oud
Papier
Eng
Steen
IJzer

Slide 17 - Drag question

Zelfstandig aan de slag
Maak de verwerkingsopdracht

Slide 18 - Slide

Checken lesdoel
Aan het einde van deze paragraaf herken je zelfstandige naamwoorden, (stoffelijk) bijvoegelijke naamwoorden en lidwoorden.



1 verwerkingsopdracht opdracht om te kijken of je het lesdoel hebt behaald

Slide 19 - Slide

tot de volgende les

Slide 20 - Slide