Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Slide 1 - Slide
- Welkom
- Dagopening
- Voorlezen
- H22 - personages
Doel:
- Je kunt benoemen welke personages er in jouw boek voorkomen.
- Je kunt ze indelen in typen of karakters
- Je beschrijft hun innerlijk en hun uiterlijk.
Vandaag in de les:
Slide 2 - Slide
Dagopening
Slide 3 - Slide
Voorlezen
Slide 4 - Slide
Wat weet je eigenlijk van de mensen (of dieren?) die in je boek voorkomen?
Typen:
Als een persoon vooral een kenmerk vertegenwoordigt.
Karakter:
Je weet veel van deze persoon en hij is 'gelaagd': niet alleen goed of fout/ slim of dom. Hij (of zij natuurlijk) leert van fouten en veranderd in de loop van het verhaal.
Personages
Slide 5 - Slide
Beschrijf een personage:
1. Is het een type of een karakter?
2. Wat is het uiterlijk?
- alles wat je kunt zien: leeftijd, lichaamsbouw, haarkleur en kleding. Maar ook hoe iemand zich gedraagt en wat de relatie is tot andere personages in
het boek.
3. Wat is het innerlijk?
- Gedachten en gevoelens van de personage. Je kunt dit niet zien, maar door ze
te beschrijven, leer je een personage echt kennen. Je zou kunnen snappen waar
gedrag vandaan komt.
Personages beschrijven
Slide 6 - Slide
1. Maak tweetallen.
2. Bepaal wie persoon A is en wie persoon B.
Ieder tweetal krijgt twee lijstjes met personages. Je mag de lijst van de ander echt niet zien.
3.Om de beurt ga je raden wie er op de lijst van de ander staat. Je mag alleen vragen stellen waar je 'ja' of 'nee' op kunt antwoorden. (denk aan uiterlijk en innerlijk)
Probeer zo veel mogelijk personages te raden!
Wie is het?
Slide 7 - Slide
In het voorleesboek
Beschrijf in tweetallen:
- Welke personages zitten er in dit boek?
- Benoem bij elk personage of het een karakter of een type is. Leg in minimaal drie zinnen uit waarom jullie dit denken.
- Geef van twee personages een zo uitgebreid mogelijke beschrijving.
Jullie boek
Slide 8 - Slide
- Laatste leerlingen maken formatieve leestoets
- bespreken leestoets
- oefenen met personages
Volgende les
Slide 9 - Slide
Doel
Je leert de spellingregels over het gebruik van hoofdletters.
Slide 10 - Slide
Je gebruikt hoofdletters:
- aan het begin van een zin
- na een afgebroken woord (start zin)
- in namen (eigen, aardrijkskundig) (tussenvoegsels alleen aan de start van de naam)
- titels van boeken en films
- hemellichamen
- feestdagen
- historische gebeurtenissen
- afleidingen van aardrijkskundige namen
niet: afleidingen van feestdagen
Hoofdletters:
Slide 11 - Slide
Opdracht 1:
Nakijken:
Slide 12 - Slide
Opdracht 2:
Nakijken:
Slide 13 - Slide
Opdracht 3:
Nakijken:
Slide 14 - Slide
Opdracht 4:
Nakijken:
Slide 15 - Slide
Opdracht 4:
Namen (mensen)
Namen (merken)
Namen (aardrijkskundig)
Feestdagen
Historische gebeurtenissen
Titels (boeken, films, etc.)
Nakijken:
Hemellichamen
Afleidingen van aardrijkskundige namen
Slide 16 - Slide
Wat heb je nodig:
Boek Kern H13
Wat ga je doen:
- Maak opdracht 5, 6, 7 (op blaadje) en 8
Wanneer:
tot 10.15u
Klaar? - lees verder in je boek of werk aan het verslag over je boek
Aan de slag:
Slide 17 - Slide
Opdracht 5: (enkel hoofdletters)
Opdracht 6:
Opdracht 7:
Opdracht 8:
Bespreken
Slide 18 - Slide
Opdracht 5: (enkel hoofdletters)
Opdracht 6:
Opdracht 7: Wissel je blaadje uit.
Opdracht 8:
Bespreken
Rafael Nadal is voor de vijfde keer doorgedrongen tot de finale van de Australian Open. De Spanjaard liet in de halve finales met 6-2, 6-4, 6-0 niets heel van Stefanos Tsitsipas, de Griek die in de vierde ronde Roger Federer had uitgeschakeld.
Er werd naar aanleiding van de zijn opmars gesproken over ‘de wisseling van de wacht’, maar die belofte kon Tsitsipas tegen Nadal bij lange na niet inlossen.
Als Nadal, onder andere gesponsord door Nike, de Australian Open voor de tweede keer in zijn loopbaan wint, komt hij op achttien grandslamtitels.
Slide 19 - Slide
Hoeveel hoofdletters had je goed?
Slide 20 - Poll
Opdracht 5: (enkel hoofdletters)
Opdracht 6:
Opdracht 7:
Opdracht 8: wissel je antwoorden uit, kijk bij elkaar na en wees kritisch!