Maken opdracht 25, 27 t/m30, 32 en 33
Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
opdracht 25
Je kunt de functies van geld noemen.
Opdracht 27 en 28, 29,30
Je kunt het ontstaan van geld beschrijven.
Je kunt de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven.
32,33