BS 1 voedingsstoffen/ BS 2 verteringsstelsel BS 3 Chemische vertering

Met je kiezen vermaal je eten
Wat voor vertering is dat
A
Chemische vertering
B
Mechanische vertering
1 / 20
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Met je kiezen vermaal je eten
Wat voor vertering is dat
A
Chemische vertering
B
Mechanische vertering

Slide 1 - Quiz

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed (of lymfe)
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken

Slide 2 - Quiz

Waar start de vertering van koolhydraten?
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dunne darm

Slide 3 - Quiz

Sleep de enzymen naar de voedingsstoffen die ze verteren
Zetmeel
Eiwitten
Vetten
Geen van de 3
Amylase
Lipase
Pepsine
Gal
Peptidasen
Trypsine
Maltase
Lactase
Sacharase

Slide 4 - Drag question

Waar start de vertering van eiwitten?
A
mond
B
maag
C
slokdarm
D
twaalfvingerige darm

Slide 5 - Quiz

eiwitten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
tri-/dipeptiden
aminozuren
polypeptide

Slide 6 - Drag question

Waar start de vertering van vetten?
A
mond
B
maag
C
slokdarm
D
twaalfvingerige darm

Slide 7 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten

Slide 8 - Quiz

Als ik een vetmolecuul verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 9 - Quiz

Wat is het nut van emulgeren voor de vertering van vetten?
A
zorgen voor vergroting van het oppervlak
B
zorgen voor verkleining van het oppervlak
C
verlagen van de pH
D
verhoging van de pH

Slide 10 - Quiz

Wat moet je eerst verteren om aan aminozuren te komen?
A
eiwitten
B
vetten
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 11 - Quiz

Vertering mbv gal is
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
C
geen van beiden

Slide 12 - Quiz

De vertering van vetten start in je ............
A
Mond
B
Maag
C
Slokdarm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 13 - Quiz

Het eindproduct van de vertering van zetmeel is
A
amylose
B
maltose
C
glucose
D
lactose

Slide 14 - Quiz

Je ziet hier een stukje dunne darm met een paar darmvlokken.
Wat is de reden dat de dunne darm plooien en darmvlokken heeft?
A
Dan gaat de voedselbrij langzamer door de darm
B
Dat zorgt voor oppervlaktevergroting waardoor er meer plek is voor stofwisseling
C
Dat zorgt voor betere darmperistaltiek
D
Dat zorgt voor een betere mechanische vertering

Slide 15 - Quiz

De juiste route van het verteringsstelsel door de darmen is...
A
Twaalfvingerige darm - Dunne darm - Blinde darm - Dikke darm - Endeldarm
B
Blinde darm - Dunne darm - Dikke darm - Twaalfvingerige darm - Endeldarm
C
Dunne darm - Blinde darm- Twaalfvingerige darm- Dikke darm - Endeldarm
D
Endeldarm- Dikke darm - Blinde darm - Dunne darm - Twaalfvingerige darm

Slide 16 - Quiz

Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water

Slide 17 - Drag question

Waarom moet bij een poeptransplantatie het slangetje tot in de dunne darm lopen?
A
omdat bacteriën alleen daar terecht moeten komen
B
omdat de bacteriën zo langs de maag geleid worden
C
omdat poep smerig is, je kan het niet inslikken
D
omdat als je het in de dikke darm stopt, het nooit in de dunne darm komt

Slide 18 - Quiz

Welke aminozuren MOETEN in de voeding aanwezig zijn?
A
essentiële aminozuren
B
niet-essentiële aminozuren

Slide 19 - Quiz

koolhydraten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
polysacharide
monosachariden
disachariden

Slide 20 - Drag question