Quiz hoofdstuk 6

Oefenen met H6
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen met H6

Slide 1 - Slide

Noem de 6 voedingsstoffen.

Slide 2 - Open question

Welke van de onderstaande voedingsstoffen kunnen worden opgeslagen in je lichaam? (zijn reservestoffen)
A
Vetten
B
Mineralen
C
Vitaminen
D
Eiwitten

Slide 3 - Quiz

Welke van de onderstaande voedingsstoffen zijn beschermende stoffen?
A
Vitaminen
B
Koolhydraten
C
Eiwitten
D
Mineralen

Slide 4 - Quiz

Welke stof levert de meeste energie?
A
Vet
B
Eiwitten
C
Glucose
D
Koolhydraten

Slide 5 - Quiz

Wat is geen bouwstof:
A
water
B
eiwitten
C
vitamines
D
mineralen

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar?
ATP ► ADP + P + energie.
A
waar
B
niet waar, energie hoort links van de pijl
C
niet waar, de P hoort rechts van de pijl

Slide 7 - Quiz

Welke aminozuren MOETEN in de voeding aanwezig zijn?
A
essentiële aminozuren
B
niet-essentiële aminozuren

Slide 8 - Quiz

aminozuren
glycerol
vetzuren
ureum
glycogeen
eiwitten
vetten
koolhydraten

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

Om welk orgaan en welke stoffen gaat het bij vraag 16?
A
lever en eiwitten
B
lever en koolhydraten
C
darmen en eiwitten
D
darmen en koolhydraten

Slide 11 - Quiz

De volgende soort stoffen kunnen we zelf maken in ons lichaam:
A
mineralen
B
vitaminen
C
essentiële aminozuren
D
niet-essentiële aminozuren

Slide 12 - Quiz

eiwitten worden afgebroken tot:
A
vetzuren
B
glucose
C
nucleotiden
D
aminozuren

Slide 13 - Quiz

Hoe heet het enzym dat in de maag eiwitten afbreekt?
A
sacharase
B
lipase
C
amylase
D
peptase

Slide 14 - Quiz

Wat is een afbraakproduct van rode bloedcellen?
A
hemoglobine
B
billirubine
C
galzure zouten
D
glycogeen

Slide 15 - Quiz

Lipase wordt gebruikt bij de vertering van
A
vetten
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
DNA

Slide 16 - Quiz

Welke voedingsstoffen worden door de enzymen in alvleessap verder verteerd?
A
koolhydraten en eiwitten
B
koolhydraten en vetten
C
vetten en eiwitten
D
koolhydraten, vetten en eiwitten

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je de opname van voedingsstoffen uit de darm?
A
Opname
B
Oppervlaktevergroting
C
Resorptie
D
Absorptie

Slide 18 - Quiz

Welk deel van de darmen voert zijn taak niet goed uit wanneer je last hebt van diarree?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Blinde darm
D
Endeldarm

Slide 19 - Quiz

Als voeding bepaalde voedingsstoffen mist kan iemand als gevolg hiervan het volgende krijgen:
A
welvaartziekte
B
infectieziekte
C
SOA
D
gebreksziekte

Slide 20 - Quiz

Bloedvat dat van het verteringsstelsel naar de lever toe loopt:
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader
D
darmader

Slide 21 - Quiz

Glucose wordt opgeslagen in de lever en spieren als..
A
glycogeen
B
amylase
C
zetmeel
D
glucagon

Slide 22 - Quiz

Het vermalen van het voedsel gebeurt door het gebit. Dit is een voorbeeld van:
A
mechanische verkleining
B
chemische afbraak
C
enzymvertering
D
geen van alle antwoorden

Slide 23 - Quiz

Kringspier aan het einde van de maag, voorkomt dat het zure voedsel meteen de darm ingaat.
A
anus
B
twaalfvingerige darm
C
slokdarm
D
maagportier

Slide 24 - Quiz

pepsinogeen is een inactief enzym. Waardoor wordt het enzym actief gemaakt:
A
eiwitten
B
slijm van de maag
C
maagzuur
D
amylase

Slide 25 - Quiz

Het afwisselend samentrekken van kringspieren en lengtespieren in de darmwand
A
kneden
B
darmperistaltiek
C
resorptie
D
lymfe

Slide 26 - Quiz

Bekijk 4H boek, bron 10 op blz. 209.
Welk enzym zal enzym A zijn van de 2e grafiek? Gebruik BINAS 82E
A
peptidase
B
pepsine
C
tryptase
D
amylase

Slide 27 - Quiz