Les 1.7 Werkwoordspelling

Planning
  1. Welkom
  2. Planning
  3. Werkwoordspelling
  4. Opdrachten Taalblokken 
  5. Afsluiten

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Planning
  1. Welkom
  2. Planning
  3. Werkwoordspelling
  4. Opdrachten Taalblokken 
  5. Afsluiten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Twee manieren. 

Manier 1:  Maak de zin vragend. 
De persoonsvorm komt vooraan te staan. ​

Ik woon in de mooiste stad van Nederland.​
Woon ik in de mooiste stad van Nederland?






Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
Manier 2:  Zet de zin in een andere tijd.
Het woord dat in de zin van tijd verandert is de persoonsvorm.​


Ik loop naar school​
Ik liep naar school

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm?
Zij neemt de chips mee.
A
neemt
B
chips

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm?
Vandaag melk ik de koeien.
A
vandaag
B
melk
C
ik
D
koeien

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Ik- vorm: meestal hele werkwoord -en:
Werkwoord | ik-vorm
dansen         -      dans
leiden            -        leid
lopen             -       loop
leven             -        leef

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg volgens schema
dansen: ik dans
                  jij danst
                  hij danst
                  wij dansen


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

- werken
- houden
- blijven

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hij .... (houden) van zijn kippen.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Hij zegt dat hij van haar ....... .
A
houd
B
houdt
C
houden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

je en jij 
Hoe je de jij- vorm in de tegenwoordige tijd schrijft, hangt af van de plek van het werkwoord in de zin:​



> werkwoord achter ‘jij’ of ‘je’:  ik-vorm + t​
Jij loopt altijd door   |      Jij wordt later boer

> werkwoord voor ‘jij’ of ‘je’ (jij/je onderwerp):       ik-vorm 
Loop jij altijd door?  |      Word jij later boer?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

..... (scoren) je wel eens een doelpunt?
A
Scoor
B
Scoort

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

....(scoren) je broer wel eens een doelpunt?
A
Scoor
B
Scoort

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Je ..... (bieden) haar geen kans.
A
bied
B
biedt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Het is koud dus ..... (kleden) je warm aan.
A
kleed
B
kleedt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

jij/je geen onderwerp
Soms staat ‘je’ achter de pv, maar is het ondw niet ‘je’. ​

‘Je’ wordt in dat geval gebruikt om een bezit aan te geven. Je schrijft dan de ik-vorm + t. 
> Houd jij van geitenmelk?
> Houdt je zus van geitenmelk?
Tip: Vervang de pv door lopen of smurfen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

....(houden) jij meer van varkens of koeien?
A
Houd
B
Houdt

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

(...onthouden) jouw baas alles wat je verkeerd doet?
A
Onthoud
B
Onthoudt

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke en sterke werkwoorden (persoonsvorm verleden tijd)
Voor werkwoord vervoegen in verleden tijd vraag je je 2 dingen af:
  1. Is het werkwoord sterk of zwak?
  2. Wat is de ik-vorm van het werkwoord?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Er zijn geen regels voor sterke werkwoorden. Deze leer je of zoek je op in een woordenboek.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden
 Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de/ te in het enkelvoud en den/ ten in het meervoud. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

 Je kunt het T a X i K o F S C H i P gebruiken om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd op te(n) of de(n) eindigt.
1. Neem het hele werkwoord en haal daar en vanaf.
2. Is de laatste letter een T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd te(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: bewerken > ik bewerk > wij bewerkten
3. Is de laatste letter geen T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd de(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: twitteren > ik twitter > wij twitterden

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
Drink
B
Drinkt

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (koken) pasta.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Hij heeft haar (beschermen)
A
beschermd
B
beschermt

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (schaatsen).

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Maken
Taalblokken - Spelling en grammatica - 02 Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord 

Meer: Persoonsvorm verleden tijd + voltooid deelwoord

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions