Herhaling vwo 5 H11 Regeling intern milieu

H11 Leerdoelen homeostase
Je kunt het belang van de longen, lever, nieren, huid, zenuw- en hormoonstelsel voor de homeostase bij de mens beschrijven.  (opdracht)

Je kunt de relatie tussen de bouw van de lever, longen, huid en nieren en de homeostase beschrijven.

Je kunt een regelkring afleiden uit een beschrijving van de regulatie van lichaamsprocessen en de principes van een regelkring toelichten.

Je kunt beargumenteren op welke wijze verstoring van het dynamisch evenwicht kan ontstaan en hoe deze gereguleerd kan worden.

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

H11 Leerdoelen homeostase
Je kunt het belang van de longen, lever, nieren, huid, zenuw- en hormoonstelsel voor de homeostase bij de mens beschrijven.  (opdracht)

Je kunt de relatie tussen de bouw van de lever, longen, huid en nieren en de homeostase beschrijven.

Je kunt een regelkring afleiden uit een beschrijving van de regulatie van lichaamsprocessen en de principes van een regelkring toelichten.

Je kunt beargumenteren op welke wijze verstoring van het dynamisch evenwicht kan ontstaan en hoe deze gereguleerd kan worden.

Slide 1 - Slide

homeostase

De min of meer constante toestand van het interne milieu van het dier. (extracellulair)
Geen homeostase = 

Temp, pH, glucose, O2, water, afvoer afvalproducten, bloedeiwitten

Slide 2 - Slide

homeostase

Slide 3 - Slide

Regelkring
 
sensor/receptor: meet hoe het er voor staat

controle centrum/regelcentrum: checkt of het nog binnen de norm is

effector: komt in actie als de norm niet meer klopt
Veel regelcentra liggen in de hypothalamus

Slide 4 - Slide

Regelkring
bloeddruk
120/80
 mmHg
hersenen
baro receptoren 
in de aorta
bloedvaten
hart

Slide 5 - Slide

De lever
Binas 84 A, 82 C en 82 D

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Functies van de lever
  • glycogeen aanmaak en opslag - regeling bloedsuikerspiegel.
  • gluconeogenese door afbraak glycogeen en vorming glucose uit eiwitten en vetten o.i.v. hormoon cortisol.
  • ombouw vetzuren (alleen niet-essentieel), vorming cholesterol en lipoproteïnen.
  • afbraak overtollige aminozuren en transaminering (alleen niet-essentieel).
  • vorming bloedeiwitten.
  • vorming gal
  • ontgiftiging van o.a. alcohol en medicijnen.
  • opslag van stoffen.
  • afbraak rode bloedcellen en afvoer bilirubine via de gal.

Slide 8 - Slide

BINAS 83 A en B
Ademhalingsstelsel
Functies

  • reuk
  • lucht warm, vochtig en schoon maken
  • verwijderen van slijm

gaswisseling !!!

Dode ruimte = gedeelte van de luchtwegen waar geen gaswisseling in plaatsvindt (= alles behalve longblaasjes)

Slide 9 - Slide

kraakbeenringen

  • luchtpijp
  • bronchus
  • bronchiolus
  • longblaasjes
Neusslijmvlies: haren

Slijmvlies van luchtpijp en bronchiën: trilharen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Slide

Rustige ademhaling

Slide 13 - Slide

Diepe ademhaling

Slide 14 - Slide

Overzicht ademhaling
ADEMHALING
SPIEREN
Inademing
aanspanning buitenste tussenribspieren en middenrifspieren
Uitademing
ontspanning buitenste tussenribspieren en middenrifspieren
Extra diepe inademing
aanspanning buitenste tussenribspieren en middenrifspieren
aanspanning nekspieren en kleine borstspier
Extra diepe uitademing
ontspanning buitenste tussenribspieren en middenrifspieren
aanspanning binnenste tussenribspieren en buikspieren

Slide 15 - Slide

Longvlies, borstvlies en interpleurale "ruimte"

Een dun laagje vocht
in een vacuum "ruimte"

 In de interpleurale ruimte
 is een negatieve druk

Slide 16 - Slide

Respirogram BINAS 83B

Slide 17 - Slide

BINAS 83A

Slide 18 - Slide

Waarin:
n = aantal deeltjes
D = een constante
A = oppervlakte
delta c = concentratieverschil
delta x = afstand

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

bronchitis, astma  en longemfyseem

Slide 23 - Slide

Regelcentrum ademhaling
Bevindt zich in de hersenstam.
Sensoren in de halsslagader en aorta geven informatie door
over pCO2, pO2 en pH
Effectoren: Ademhaling sneller/langzamer (via ademhalingsspieren)

Ademprikkel = pCO2

Slide 24 - Slide

BINAS 85A-B-C
NIEREN
  • Filteren bloed: 180L voorurine naar 1,5L urine
  • Verwijderen zouten en afvalstoffen (uitscheidingsorgaan).
  • Regelen bloeddruk en osmotische waarde van het bloed.
  • Vorming van EPO
  • Regeling waterhuishouding interne milieu (door meer of minder te plassen).

Slide 25 - Slide

Functies niereenheid (nefron):

  • maken van voorurine (= ultrafiltratie van glomerulus naar Kapsel van Bowman)

  • selectief voedingsstoffen en zouten teruggeven aan het bloed via actief transport

  • reabsorptie (terugresorptie) van water                       (het teruggeven van water aan het bloed)

Slide 26 - Slide

100% terugresorptie
glucose
1e gekronkelde deel nierbuisje
lis van Henle
2e gekronkelde deel nierbuisje
verzamelbuisje
180L
1,5L

Slide 27 - Slide

BINAS 85C

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Meer ADH --> verhoogde doorlaatbaarheid water verzamelbuisje --> toename terugresorptie water --> minder urine.

Minder ADH --> verlaagde doorlaatbaarheid water verzamelbuisje --> afname terugresorptie water --> meer urine.

Slide 30 - Slide

secundair actief transport
co-transport

Slide 31 - Slide