- We lachen alleen met elkaar (niet om elkaar).
-Als je wat wil zeggen steek je, je vinger op.
- Eten en drinken doen we in de kantine.
- Pesten/ plagen wordt niet getolereerd.
- Je telefoon zit in de telefoonhoes.
- Als een ander praat ben jij stil.
- Neem het voor een ander op.
- Je jas hangt aan de kapstok.
-We passen goed op elkaar.
-Wees lief voor een ander.
- Je past goed op jezelf.
- Corrigeer elkaar.