Dit is een oefentoets uit andere 3H klassen. Ik vraag je om het goed te leren en als je er een vraag over hebt, hoor ik graag je vraag.
mvg,
S. Hamieh
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeHBOStudiejaar 3
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Oefentoets nummer 2_Chemische reacties
Beste,
Dit is een oefentoets uit andere 3H klassen. Ik vraag je om het goed te leren en als je er een vraag over hebt, hoor ik graag je vraag.
mvg,
S. Hamieh
Slide 1 - Slide
Eric verhit in een reageerbuis een stukje plastic. Tijdens het verhitten ziet hij onderin de buis een zwarte stof ontstaan. Bovenin de buis ontstaat condens. Ook ontwijkt er een irritant wit stinkend gas.
Eric zegt: 'plastic is een organische stof.' Silvia zegt: 'er treedt een thermolyse'.
Wie heeft er gelijk? 2p
A
Beiden hebben gelijk.
B
Alleen Eric heeft gelijk.
C
Alleen Silvia heeft gelijk
D
Beiden hebben geen gelijk.
Slide 2 - Quiz
Als je licht op de stof waterstofperoxide laat vallen, ontleedt het waterstofperoxide. Het reactieschema is: waterstofperoxide(l) ---->water(l) + zuurstof(g)
Hoe noem je dit type ontledingsreactie? 2p
A
Thermolyse
B
Elektrolyse
C
Knalgasreactie
D
Fotolyse
Slide 3 - Quiz
Bekijk het volgende reactieschema: suiker (s) + zuurstof (g) -----> koolstofdioxide (g) + water (g) 2p
A
Verbrandingsreactie
B
Thermolyse
C
Elektrolyse
D
Ontledingsreactie
Slide 4 - Quiz
Zijn de onderstaande beweringen waar of niet waar? I Een ontleedbare stof bestaat uit meerdere atoomsoorten. II Destilleren is een methode om stoffen te scheiden. 2p
A
Beide zijn waar.
B
Alleen I is waar
C
Alleen II is waar
D
Beide zijn niet waar
Slide 5 - Quiz
Zijn de onderstaande beweringen waar of niet waar? I Element is een andere naam voor een niet-ontleedbare stof. II Een verbinding is een andere naam voor ontleedbare stof.
A
Beide zijn waar
B
Alleen I is waar
C
Alleen II is waar
D
Beide zijn niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat zijn de symbolen van de atoomsoorten ijzer en koper? 2p
A
Fe en Cu
B
F en K
C
F en Cu
D
Fe en K
Slide 7 - Quiz
Een ontleedbare stof is opgebouwd uit zwavel- en zuurstofatomen. De stof is een gas. Eén molecuul van deze stof bevat twee zuurstofatomen en één zwavelatoom. Wat is de formule en de naam van de stof die uit deze moleculen is opgebouwd? 2p
A
SO(g): zwavelmono-oxide
B
SO₂(l): zwaveldioxide
C
SO₂(g): zwaveldioxide
D
SO₃(g): zwaveltrioxide
Slide 8 - Quiz
2p Welk van de volgende stoffen is een niet-ontleedbare stof?
A
FeO(s).
B
SO2(g)
C
NO(g)
D
N2(g)
Slide 9 - Quiz
2p Welke van de onderstaande beweringen is een goede omschrijving voor een chemische reactie? I Bij een chemische reactie ontstaan nieuwe moleculen uit de atomen van de moleculen van de beginstoffen. II. Bij een chemische reactie gaan de atomen van de beginstoffen kapot. Uit de kapotte atomen worden nieuwe moleculen gevormd: de moleculen van de reactieproducten.
A
Geen van beide is juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
Beide beweringen zijn juist.
Slide 10 - Quiz
De ontleding van water kun je in een reactieschema weergeven: water ---> waterstofgas + zuurstofgas. Steven heeft voor deze reactie de volgende vergelijking opgeschreven: 2 H₂O (l) ---> H₄(g)+ O₂(g). 2p Deze vergelijking is echter niet goed. Wat mankeert er aan de vergelijking van Steven?
A
De reactievergelijking is niet kloppend gemaakt.
B
Hij gebruikt de verkeerde molecuulformule voor water
C
Hij heeft niet de goede faseaanduidingen gebruikt.
D
Hij gebruikt de verkeerde molecuulformule voor waterstof.
Slide 11 - Quiz
De molecuulformule van water is H₂O. Lees de onderstaande beweringen over deze formule. Welke beweringen zijn waar en welke niet? Licht je antwoord toe. Het getal 2 in de molecuulformule van water geeft het aantal waterstofatomen aan in één molecuul water.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
De molecuulformule van water is H₂O. Lees de onderstaande beweringen over deze formule. Welke beweringen zijn waar en welke niet? Licht je antwoord toe. Het getal 2 in de molecuulformule van water geeft het aantal zuurstofatomen aan in één molecuul water
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
De molecuulformule van water is H₂O. Lees de onderstaande beweringen over deze formule. Welke beweringen zijn waar en welke niet? Licht je antwoord toe. Het getal 2 in de molecuulformule van water heet een coëfficiënt.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
In de volgende reactieschema's staan de hoofdletters voor stofnamen. I) A + B ----> C II) A ----> D + E III) A + B ---> F + G a. 1p Welk reactieschema hoort bij een ontleding? Licht je antwoord toe.
A
I
B
II
C
III
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 15 - Quiz
In de volgende reactieschema's staan de hoofdletters voor stofnamen. I) A + B ----> C II) A ----> D + E III) A + B ---> F + G Welk schema kan, of welke schema’s kunnen, bij een verbranding horen? Licht je antwoord toe.
A
I
B
II
C
III
D
I en III
Slide 16 - Quiz
O₂ vs 2 O
A
O₂ geeft aan dat de beide atomen aan elkaar zitten.(molecuul)
B
2 O geeft aan dat het 2 losse atomen zijn.
C
A is alleen juist
D
A en B zijn juist
Slide 17 - Quiz
Als je een stukje hooi in een reageerbuis verhit, ontstaat een zwarte vaste stof, condens en een witte rook. hooi ----> zwarte vaste stof + condens + witte rook Joke zegt: 'Tijdens het verhitten verbrandt het hooi'. Heeft Joke gelijk?
A
Joke heeft gelijk, omdat voor een verbranding verhitten is genoeg
B
alle antwoorden zijn onjuist
C
Joke heeft gelijk, omdat voor een verbranding zuurstof niet nodig is.
D
Joke heeft geen gelijk, omdat voor een verbranding zuurstof nodig is.
Slide 18 - Quiz
Om op Mars te kunnen (over)leven, moet je zuurstof maken. Een grondstof die je daarvoor kunt gebruiken, is al in de Marsatmosfeer aanwezig: CO₂(g). Met behulp van een elektrolysecel kan uit CO₂(g) zuurstofgas O₂(g) gemaakt worden. Ook ontstaat koolstofmono-oxidegas. Hieronder staat dit proces in een blokschema weergegeven. Geef de kloppende reactievergelijking van de reactie die bij de elektrolyse optreedt. Geef ook de faseaanduidingen
A
2 CO₂(g)------> O₂ (g) + 2 CO(g)
B
O₂ (g) + CO₂(g)--------> CO(g)
C
CO₂(g)------> O₂ (g) + CO(g)
D
O₂ (g) + CO(g)--------> CO₂(g)
Slide 19 - Quiz
Om op Mars te kunnen (over)leven, moet je zuurstof maken. Een grondstof die je daarvoor kunt gebruiken, is al in de Marsatmosfeer aanwezig: CO₂(g). Met behulp van een elektrolysecel kan uit CO₂(g) zuurstofgas O₂(g) gemaakt worden. Ook ontstaat koolstofmono-oxidegas. Hieronder staat dit proces in een blokschema weergegeven. Wat is dit voor type reactie?
A
synthesereactie
B
onvolledige verbrandingsreactie
C
volledige verbrandingsreactie
D
ontledingsreactie
Slide 20 - Quiz
Jan maakt een tekening van de reactie die in de elektrolysecel optreedt. In de tekeningen stellen de bolletjes de atomen voor. Klopt de tekening die Jan heeft gemaakt met de reactievergelijking 2 CO₂(g)------> O₂ (g) + 2 CO(g)
A
De tekening klopt niet, omdat Jan een koolstofmonoxide molecuul te veel getekend heeft
B
De tekening klopt niet, omdat Jan één zuurstofmolecuul teveel getekend heeft
C
De tekening klopt niet, omdat Jan één zuurstofmolecuul minder getekend heeft
D
De tekening klopt
Slide 21 - Quiz
Bij de verbranding van campinggas krijg je het onderstaande reactieschema. …C₃H₈ (g) + …O₂ (g) ------>…CO₂ (g) + …H₂O (l) 2p Neem het schema over en maak er een kloppende reactievergelijing van.
A
coefficienten: 1, 5, 3 en 4
B
coefficienten:1, 5, 3 en 2
C
coefficienten: 2, 10, 6 en 4
D
coefficienten: 1, 5, 6 en 2
Slide 22 - Quiz
Als je aluminiumoxide, Al₂O₃ , ontleedt ontstaat er aluminium en zuurstof. b. 2p Schrijf het reactieschema eerst op in molecuulformules, schrijf daarna de kloppende reactievergelijking er onder.
A
Al₂O₃ (s) ----> Al (s) + O₂ (g)
B
Al₂O₃ (s) ----> 2 Al (s) + O₂ (g)
C
Al₂O₃ (s) ----> 2 Al (s) + 3 O₂ (g)
D
2 Al₂O₃ (s) ----> 4 Al (s) + 3 O₂ (g)
Slide 23 - Quiz
Om één molecuul kaarsvet te verbranden zijn 26 moleculen zuurstof nodig. Er ontstaan 18 moleculen koolstofdioxide en ook 18 moleculen water.
Schrijf het reactieschema voor deze verbranding in symbolen op.
A
kaarsvet + 26 O₂----> 18 CO₂ + 18 H2O
B
kaarsvet + 27 O₂ ----> 8 CO₂ + 19 H2O
C
kaarsvet + 26 O₂ ----> 8 CO + 18 HO
D
kaarsvet + 26 O₂ ----> 8 CO + 18 HO
Slide 24 - Quiz
Om één molecuul kaarsvet te verbranden zijn 26 moleculen zuurstof nodig. Er ontstaan 18 moleculen koolstofdioxide en ook 18 moleculen water. kaarsvet + 26 O₂ ----> 18 CO₂ + 18 H₂O Leid uit de bovenstaande gegevens de molecuulformule van kaarsvet af.