NN6 - 2k- H3: Samenhang in teksten

H3, Lezen, Samenhang in teksten
- Lesdoelen
- Korte terugblik
- Uitleg
- Aan de slag
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3, Lezen, Samenhang in teksten
- Lesdoelen
- Korte terugblik
- Uitleg
- Aan de slag

Slide 1 - Slide

Korte terugblik
Hoofdzaken en bijzaken, Lezen, hoofdstuk 2

Slide 2 - Slide

Waar moet je om denken om de hoofdzaken van een tekst te vinden?

Slide 3 - Open question

Wat zijn bijzaken in een tekst?

Slide 4 - Open question

Lesdoel
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert wat een opsomming en een tegenstelling is.


Je leert wat signaalwoorden zijn, zodat je de tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen.

Slide 5 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden
Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

In dit hoofdstuk:
- Tegenstelling
- Opsomming

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

We gaan op vakantie naar België, Frankrijk en Spanje.

Slide 9 - Open question

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik houd niet van spruitjes, maar ik eet ze toch op.

Slide 10 - Open question

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik lust wel appeltaart. Echter, er moeten geen rozijnen in zitten.

Slide 11 - Open question

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Voor een appeltaart heb je nodig: bloem, boter, suiker en appels

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 16 - Slide

Aan de slag Lezen, H3, blz. 64/69
We start met het contoleren van de startopdracht en opdracht 1.

Daarna maak je:
- Opdracht 2
- Deze maak je voor jezelf, na 10 minuten mag je zachtjes overleggen met je buur.
- Begrijp je iets niet, steek je vinger op dan kom ik je helpen.
-Klaar? Vraag het antwoordboekje en controleer en verbeter je antwoorden.
- Niet klaar? Dan is de rest je huiswerk.
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 18 - Open question