This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lernziele
Aan het eind van deze les:
- weet jij meer van Halloween dan je al wist;
- heb je gewerkt aan Duitse luistervaardigheid;
- heb je gewerkt aan Duitse leesvaardigheid.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Was wisst ihr von Halloween?
Slide 3 - Mind map
A
die Spinne
B
Geist
C
die Katze
Slide 4 - Quiz
A
Ratte
B
Schwarze Katze
C
Fledermaus
Slide 5 - Quiz
In welchem Monat ist Halloween
A
oktober
B
december
C
november
Slide 6 - Quiz
Wer trinkt gern blut?
A
Mumien
B
Vampire
C
Gespenster
D
Skelette
Slide 7 - Quiz
Woher kommt Halloween
A
Deutschland
B
Südamerika
C
Irland
D
Nordamerika
Slide 8 - Quiz
Was kocht die Hexe?
A
Suppe
B
Zaubertrank
C
Torte
D
Kinder
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Video
Op welke dag wordt Halloween gevierd?
A
am 1. November
B
am 31. Oktober
C
am 30. Oktober
D
heute!
Slide 12 - Quiz
Was bedeutet das Wort "Halloween" (All Hallows´ Eve)?
A
Der Abend vor Allerheiligen
B
Der Abend zum Weinen
C
Der Abend vor
Samhain
D
Der Abend des Teufels
Slide 13 - Quiz
00:27
Aus welchem Land stammt "Halloween" ?
A
Amerika
B
Irland
C
Deutschland
D
England
Slide 14 - Quiz
01:23
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde (een gebeurtenis is verzonnen)
EERST
DAARNA
EN TOEN
DAARNA
TOT SLOT
De duivel wil Jack meenemen naar de hel.
Jack stelt voor een laatste biertje te drinken.
De duivel heeft geen geld mee dus verandert hij zelf in geld.
Jack stopt het geld in zijn zak maar daar zit ook een kruis.
Door het kruis kan de duivel niet terug veranderen
Jack geeft de duivel zijn kruis
Slide 15 - Drag question
01:38
Welke deal sloot Jack met de duivel?
A
Ze dronken nog een biertje en Jack betaalde.
B
De duivel en Jack besloten elkaar met rust te laten.
C
Jack liet de duivel vrij in ruil voor een extra jaar te leven.
Slide 16 - Quiz
02:00
Welk fruit moest de duivel uit de boom halen (auf Niederländisch)
Slide 17 - Open question
02:34
Jack stierf kort nadat hij had afgesproken dat de duivel hem met rust zou laten, maar wat gebeurde er toen?
A
Hij was niet welkom in de hemel, maar mocht alsnog in de hel komen
B
Hij wilde niet naar de hemel, maar toch liever naar de hel.
C
Hij was niet welkom in de hemel en niet welkom in de hel en bleef dus als geest
D
Jack werd weer tot leven gewekt.
Slide 18 - Quiz
02:57
De duivel gaf Jack een hete kool die hij in een knol stopte. Wat symboliseerde die kool?
A
het licht van de toekomst
B
het brandende licht van de hel
C
aandenken aan de hel
D
het was een aalmoes (gift) van de duivel
Slide 19 - Quiz
03:39
De knol werd uiteindelijk een pompoen, hoe dat zo?
A
Toen Halloween in Amerika kwam, hadden ze daar geen knollen en dus namen ze pompoenen.
B
In Amerika lusten ze geen knollen, dus gebruikten ze de pompoen.
C
In Amerika had je relatief weinig knollen en dus werden er pompoenen gebruikt.
Slide 20 - Quiz
Lees nu de volgende tekstjes. Na elke tekst komen er een paar vragen. Beantwoord deze!
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Halloween is een heidens feest
A
Richtig
B
Falsch
Slide 23 - Quiz
Martin Luther heeft het feest afgeschaft
A
Richtig
B
Falsch
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Wat komt er, volgens de tekst, tijdens Halloween allemaal voorbij?
Slide 26 - Open question
Slide 27 - Slide
De heksen vieren hun feesten in een gebergte. Welk gebergte is dit?
Slide 28 - Open question
Aufgabe
Bedenk in tweetallen 3 woorden die jullie associëren met Halloween (pompoen bijvoorbeeld) en zoek de vertaling op in het Duits (bijvoorbeeld via het woordenboek www.uitmuntend.de)
In het volgende scherm kun je deze woorden typen.
ca. 2 minuten
Slide 29 - Slide
Vul nu de woorden in die je hebt gevonden (max 3 per tweetal)
Slide 30 - Mind map
Wat vind jij van Halloween?
Ich finde (ik vind) Halloween ... ,
weil (omdat) es ... ist.
(gebruik de woorden die we zojuist hebben opgezocht).
Slide 31 - Slide
Ich finde Halloween ..... weil es ......... ist (Bild runterladen)
Slide 32 - Open question
Nu gaan we luisteren en kijken naar een bekend nummer.