2.2 Fascisme en communisme

Vooraf
Lessonup

  • Gebruik je eigen naam (smiley/emoji mag)

  • Alleen voor het beantwoorden van vragen heb je je telefoon nodig, leg hem anders plat op je tafel

timer
3:00
Rules!
  • We respecteren elkaar en elkaars spullen; we laten elkaar uitspreken en behandelen elkaar met respect.
  • Je komt goed voorbereid naar de les; materiaal goed voor elkaar, ingelezen, etc.
  • Eten, drinken of naar het toilet doen we zoveel mogelijk na de les of in de pauze
  • De telefoon blijft in de tas, broekzak (o.i.d) tenzij anders wordt aangegeven.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vooraf
Lessonup

  • Gebruik je eigen naam (smiley/emoji mag)

  • Alleen voor het beantwoorden van vragen heb je je telefoon nodig, leg hem anders plat op je tafel

timer
3:00
Rules!
  • We respecteren elkaar en elkaars spullen; we laten elkaar uitspreken en behandelen elkaar met respect.
  • Je komt goed voorbereid naar de les; materiaal goed voor elkaar, ingelezen, etc.
  • Eten, drinken of naar het toilet doen we zoveel mogelijk na de les of in de pauze
  • De telefoon blijft in de tas, broekzak (o.i.d) tenzij anders wordt aangegeven.

Slide 1 - Slide

Fascisme
(Nationaal-Socialisme)
Communisme

Slide 2 - Slide

Fascisme
Leider: Benito Mussoilini (Nationaal Fascistische partij)

Ontstaan:
  1. onvrede over deelname oorlog (nationalisten wilden vechten) .
  2. teleurstelling over verkregen gebied nadien (vochten aan winnende kant kregen bijna niets).
  3. Knokploegen (Fasci di Combattimente knokploeg van Mussolini) gingen de straat op om meer gebied op te eisen.
  4. Parlement stond machteloos en nationalisten vreesden een communistische revolutie.

Doel: De glorie van het Romeinse rijk doen herleven. Heersen over het Middellandse zeegebied (mare nostrum)


Fasces; takkenbundel waarmee lijfwachten in het Romeinse rijk mee patrouilleerden.

Slide 3 - Slide

Mars op Rome
1922 Mars op Rome

  • Duizenden fascisten trekken in een Mars naar Rome om de macht op te eisen.

  • De regering die bang was voor een burgeroorlog benoemt Mussolini tot premier.

  • In de jaren daarop schakelt Mussolini met terreur zijn politieke tegenstanders uit en creëert een eenpartijstaat; dictatuur.


Slide 4 - Slide

Is Mussolini democratisch aan de macht gekomen?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Fascisme ideologie (1)
1. Het fascisme legt de nadruk vooral op waar men tegen is.
  • Tegen democratische rechten
  • Tegen vrijheid van meningsuiting
  • Tegen socialisme
  • Tegen communisme
  • Tegen alles dat als ‘vreemd wordt gezien’

2. Het fascisme is nationalistisch

3. Het fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen
  • Sommige mensen zijn hoger ontwikkeld, zij moeten leiden
  • Anderen zijn zwak en moeten vooral volgen.
  • Vrouwen mogen geen functie in de samenleving bekleden. Alleen kinderen krijgen en het voor het gezin zorgen.


Slide 6 - Slide

Fascisme ideologie (1)
4. Het fascisme kent het leidersbeginsel
  • Elk laag (dorp, stad, gemeente, etc) heeft een leider nodig.
  • Aan het hoofd Benito Mussolini zelf

5. Het fascisme is totalitair
  •     De staat moet alles in de samenleving regelen en controleren (onderwijs, werk, vrije tijd, kunst, etc.)

6. Propaganda, indoctrinatie en persoonsverheerlijking.
  • De leider wordt als 'held' afgebeeld.
  • Het volk wordt een mooiere werkelijkheid voorgeschoteld (indoctrinatie)
  • Alle media zijn in handen van de staat

Slide 7 - Slide

3

Slide 8 - Video

03:23
Welke rol spelen de knokploegen binnen het Fascisme. Hoe hebben zij er bijvoorbeeld voor gezorgd dat Mussolini aan de macht kon komen?

Slide 9 - Open question

05:02
Welk doel dient deze 'persoonsverheerlijking'?

Slide 10 - Open question

06:07
Wat is het verschil tussen het Fascisme en het nationaal socialisme van Hitler?
A
Fascisme kent in het grondbeginsel geen antisemitisme
B
Nationaal Socialisme is gericht op het vergroten van het leefgebied
C
Fascisme kent een democratisch gekozen leider
D
Nationaal Socialisme is niet totalitair

Slide 11 - Quiz

Communisme (stalinisme)
Leider: Josef Stalin (opvolger Lenin)

Ontstaan:
  1. Oktoberrevolutie (1917) zie blz. 18 > creatie Sovjet-Unie
  2. Jozef Stalin laat na de dood van Lenin zijn rechterhand Trotski vermoorden en benoemd zichzelf tot dictator van de Sovjet-Unie

Doel: Een totalitaire dictatuur stichten.

Slide 12 - Slide

Stalinisme ideologie 1.
1.  eenpartijstaat met communistisch gedachtegoed
  • Eén leider; Stalin (dictator)
  • Bureaucratie om controle uit te oefenen
  • Het volk werkt voor het collectief (voor de staat)
  • Religie is slecht en verboden

2. Collectivisatie en planeconomie
  • De economie werd gereguleerd door middel van stappenplannen (vijfjarenplan).
  • Zelfstandige boeren/bedrijven werden samengevoegd tot één groot staatsbedrijf (collectivisatie)

3. Totalitair
  •  De staat moet alles in de samenleving regelen en controleren (onderwijs, werk, vrije tijd, kunst, etc.)

Slide 13 - Slide

4. terreur wordt staatsmiddel
  • Geheime diensten verwijderen elk ongewenst onderdeel van de samenleving
  • Concentratiekampen (goelags) voor politieke tegenstanders en andere ongewenste onderdelen.
  • Massale liquidaties tegen opstandelingen.

5. Propaganda, indoctrinatie en persoonsverheerlijking.
  •     De leider wordt als 'held' afgebeeld.
  •     Het volk wordt een mooiere werkelijkheid voorgeschoteld (indoctrinatie). 'Vadertje Stalin' die zorgt voor de welzijn van het volk.
  •     Alle media zijn in handen van de staat

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video