Week 39 Recap present simple

Week 39 Recap present simple

Last week

Vorige week heb je geleerd hoe je de present simple maakt en hoe je deze gebruikt. 

Laten we kijken wat je nog weet!

Succes!

Wat is de present simple?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordig tijd
3. Toekomst

Wat is de regel van de present simple?

1. SHIT-regel
2. hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
3. Hele werkwoord
4. Werkwoord + -ed

Welke zin is present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is living in London.
4. Lucy has lived in London.

Welke zin is present simple?

1. I was walking in the park.
2. I walked in the park.
3. I am walking there.
4. I walk every day.

Welke zin is present simple?

1. He travels to work four times a week.
2. He travelled to work four times a week.
3. He is travelling to work.
4. He has travelled to work.

Welke zin is present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is living in London.
4. Lucy has lived in London.

Vertaal
Hij leeft

Vertaal
Zij werkt

Vertaal
Ik doe

Vertaal
Wij eten

Vertaal
Zij kijken

Gebruik de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

She ... (to work) in a supermarket.

Gebruik de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

He ... (to live) in Zwolle.

Gebruik de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

Wij ... (to walk) to school.

Gebruik de present simple. Maak vragend.

I do my homework.

Gebruik de present simple. Maak vragend.

He walks to his bike.

Gebruik de present simple. Maak vragend.

We are late at school.

Gebruik de present simple. Maak ontkennend (not).

We are late at school.

Gebruik de present simple. Maak ontkennend (not).

She does her homework.

Gebruik de present simple. Maak ontkennend (not).

We cycle every day.

Gebruikt de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

... (I / like) cornflakes?

Gebruikt de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

... (you / go) to London?

Gebruikt de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

They ... (not - watch) that movie.

Gebruikt de present simple. Schrijf alleen het antwoord op.

We ... (not - be) home alone.

Hoe ging het?

1. Ik heb alle vragen goed.
2. Ik heb een paar kleine foutjes gemaakt.
3. Ik vind het erg moeilijk.

Finished?

Ga naar je online boek.

Maak Unit 1.3 1, 2, 5, 6, 8 (dit is huiswerk)