Kader 3 - Grammar 13 (much, many, lots of, a lot of, a little, a few)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Grammatica 13

Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet (of een screenshot moet maken). Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Kijk eerst naar het scherm voor de uitleg in een video.

Veel kleine grammatica in één

much & many

lots of & a lot of

(a) little & (a) few

Much, many, lots of & a lot of = veel (van iets)

Much            dingen die je niet kunt tellen

Many            dingen die je wel kunt tellen

Lots of         dingen die je wel én niet kunt tellen

A lot of         dingen die je wel én niet kunt tellen

I have baked lots of cookies. 

I have baked a lot of cookies.

Little & few = weinig (van iets)

little        dingen die je niet kunt tellen

few          dingen die je wel kunt tellen

They only have little water left.

Few people know my real name.

A little        dingen die je niet kunt tellen

NL: een beetje

A few          dingen die je wel kunt tellen

NL: een paar

He only wants a little milk in his coffee.

My cat is a few years old.

maar hoe krijg je dit op je toets...

• De woorden kunnen vertalen (wat betekend many?)
•  
  
   
  
  
• 
  

Multiple choice exercise

6 questions

20 seconds per question

I only want ... sugar in my coffee.

1. lots of
2. a few
3. a little
4. a lot of

Aunt Beatrice did ... shopping this weekend.

1. few
2. lots of
3. a few
4. many

Camels only need ... water to cross the desert.

1. a few
2. few
3. many
4. a little

My brother always eats too ... sweets.

1. a little
2. much
3. a lot of
4. many

How ... pets have you got?

1. lots of
2. many
3. few
4. much

... people know I play baseball.

1. few
2. a little
3. much
4. little

Open exercise

4 questions

SCHRIJF ALLEEN HET ANTWOORD OP DAT MIST IN DE ZIN!

30 seconds per question

(Kies uit: much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few)
*How ... rice would you like?

(Kies uit: much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few)
*Penelope always wears ... bracelets.

(Kies uit: much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few)
*Ann likes ... cream on her cake.

(Kies uit: much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few)
*We had ... homework.

Well done!

Please close your LessonUp and work on Stepping Stones.