What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H4 - Starke Verben im Präsens und Perfekt
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ziel der ersten Stunde:
Grammatik:
Starke Verben im Präsens (o.t.t.) und Perfekt (volt. dw)
--> Je kunt sterke werkwoorden met een a of e in de stam correct in de o.t.t. en volt. tijd gebruiken.
Slide 2 - Slide
Was sind starken Verben?
krijgen een
klankverandering
in de verleden tijd
het
voltooid deelwoord eindigt op -en
sterk in het Nederlands, dan meestal ook in het Duits
Voorbeelden:
lopen - liep - gelopen
eten - at - gegeten
Slide 3 - Slide
Sterk of zwak?
schwimmen - schwamm - geschwommen
A
sterk
B
zwak
Slide 4 - Quiz
Sterk of zwak?
machen - machte - gemacht
A
sterk
B
zwak
Slide 5 - Quiz
Sterke werkwoorden met een e in de stam
Sterke werkwoorden met een
e
in de stam krijgen een
e/i(e)-wissel
. Welke vormen krijgen deze e/i(e) - wissel (twee vormen)
1. du - vorm
2. er/sie/es - vorm
Slide 6 - Slide
i of ie? --> lang of kort
Lange e wordt-ie
Korte e wordt-i
lesen
ich lese
du l
ie
st
er/sie/es l
ie
st
wir lesen
ihr lest
sie/Sie lesen
essen
ich esse
du
i
sst
er/sie/es
i
sst
wir essen
ihr esst
sie/Sie essen
Slide 7 - Slide
Uitzondering 1 - lange e wordt korte i
1.
geben
- du gibst - er gibt
2.
nehmen
- du nimmst - er nimmt
--> bij du, er/sie/es wordt de h vervangen door een m
3.
treten -
de trittst - er tritt
--> let op - geen extra e
Slide 8 - Slide
Uitzondering 2 - geen e/i(e)-Wechsel
---> de werkwoorden
gehen, stehen en bewege
n
zijn sterk, maar krijgen in de tegenwoordige tijd geen e/i(e)-wechsel
du gehst, er/sie/es geht
du stehst, er/sie/es steht
du bewegst, er/sie/es bewegt
Slide 9 - Slide
Sterke werkwoorden met een
a
in de stam
Sterke werkwoorden met een
a
in de stam krijgen een
a/ä-wissel.
Welke vormen krijgen deze a/ä- wissel (twee vormen)
1. du vorm
2. er/sie/es vorm
--> ook de werkwoorden laufen, stoßen
Slide 10 - Slide
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de o.t.t bij
du
en
er/sie/es
een
ä
fahren
ich fahre
du f
ä
hrst
er/sie/es f
ä
hrt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
laufen
ich laufe
du l
äu
fst
er/sie/es l
äu
ft
wir laufen
ihr lauft
sie/Sie laufen
Slide 11 - Slide
Uitzondering - stam op - d/- t
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
halte
häl
tst
häl
t
halten
haltet
halten
Slide 12 - Slide
voltooid deelwoord sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord kun je niet met grammaticaregeltjes afleiden. Vaak wordt het voltooid deelwoord gevormd door:
ge + stam + en.
(geschlafen, gelaufen, gehalten, gegessen)
Je moet het van ieder werkwoord opzoeken en los leren.
Slide 13 - Slide
1. Du (sprechen)..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst
Slide 14 - Quiz
2. Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt de e/i(e)-Wechsel en a/ä-Wechsel plaats
A
ich + du
B
er/sie/es + ihr
C
du + er/sie/es
D
ihr + du
Slide 15 - Quiz
3 Wo (treffen)....................ihr euch?
A
treffen
B
trifft
C
trefft
Slide 16 - Quiz
4 GOED of FOUT?
er nihmt
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
5 Hij rijdt (fahren)
A
er fahrt
B
er fährt
Slide 18 - Quiz
6 (essen) Was _________ du am liebsten?
A
esst
B
ist
C
esse
D
isst
Slide 19 - Quiz
7 Bij sterke werkwoorden met een kort
e-klank in de stam:
A
e wordt ie
B
e wordt e
C
e wordt i
Slide 20 - Quiz
8 Du _________ mich nicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht
Slide 21 - Quiz
9 (schlafen) Er _________ sehr früh.
A
schlaft
B
schläft
C
schlafst
D
schläfst
Slide 22 - Quiz
11 (geben) Die Lehrerin ________ dem Mädchen einen Apfel.
A
giebt
B
gibt
C
gibst
D
gebt
Slide 23 - Quiz
(helfen) Er ___________ dir.
A
helft
B
helfst
C
hilft
D
hielft
Slide 24 - Quiz
jetzt üben:
Machen:
Kapitel 1 -
Aufgabe 44, Seite 37
Kopie:
Hilfsmittel: Handout/Buch
Zeit: 12 Minuten, in der nächsten Stunde besprechen wir
Fertig =
Wiederholen: Grammatik 1 (A/B/C), S. 48, 49, 50
Lernen: Seite 52, NL-D, Block 2
timer
12:00
Slide 25 - Slide
jetzt kontrollieren: Aufgabe 44
(Antworten Kopie auf teams)
läuft
fängt … an
spricht
nimmt … teil
fährt
trifft
steht
beträgt
verlässt
sieht … aus
Slide 26 - Slide
Ziel der zweiten Stunde:
- ich kann über mich schreiben: "Das bin ich - früher und heute"
= teams-opdracht, 150 woorden
Fertig?
Beginne mit der Hausaufgabe:
- online maken (h.1): Aufgabe 29, 30, 31
- leren: handout sterke werkwoorden
Slide 27 - Slide
Hausaufgabe:
online maken (h.1): Aufgabe 29, 30, 31
Leren: handout sterke werkwoorden
Slide 28 - Slide
More lessons like this
3v- Starke Verben im Präsens
August 2023
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
5h-WHG - Starke Verben im Präsens und Perfekt
September 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
5h-WHG - Starke Verben im Präsens und Perfekt
September 2024
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
H4 - Starke Verben im Präsens und Perfekt
May 2022
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
3v- Starke Verben im Präsens
27 days ago
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
H4 - Woche 12 - Stunde 2
March 2023
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
5h-WHG - Starke Verben im Präsens und Perfekt
October 2023
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
Ein frohes Neues Jahr
January 2021
- Lesson with
30 slides
Duits
MBO
Studiejaar 1