What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
âš
Return to search
Les 6 - uitleg hww en zww
Lesprogramma
1. Huiswerk zelfstandig nakijken
2. uitleg zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
3. zelfstandig aan de slag
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lesprogramma
1. Huiswerk zelfstandig nakijken
2. uitleg zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
3. zelfstandig aan de slag
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het eind van deze les Ên na het maken van de opdrachten:
- Ken je de kenmerken van het zelfstandig werkwoord (zww) en het hulpwerkwoord (hww)
- Kun je de verschillende soorten werkwoorden in een zin benoemen.
Slide 2 - Slide
Wie kent het verschil tussen een hww en zww?
Ja
Nee
Slide 3 - Poll
hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een
voltooid deelwoord
of een
infinitief.
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een
hulpwerkwoord
.
Imme
is
elke dag naar school
gefietst
.
Imme
zal
elke dag naar school
moeten
fietsen
.
Slide 4 - Slide
zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp
doet
iets.
Er staat altijd
1
zelfstandig werkwoord in de zin.
Imme
fietst
elke dag naar school.
Imme is naar school
gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten
fietsen.
Slide 5 - Slide
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren.
Slide 6 - Drag question
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!
Slide 7 - Drag question
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.
Slide 8 - Drag question
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij
heeft
weer
niet
geluisterd.
Slide 9 - Drag question
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij
kocht
het
mooie
cadeau.
Slide 10 - Drag question
In hoeverre begrijp je nu het verschil tussen een hww en een zww?
đ
đ
đ
đ
đ
Slide 11 - Poll
Zelf aan de slag
Maak opdr. 14 , 15, en 17 van blz. 232-233
Slide 12 - Slide
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
(vraagzin, tijdproef of getalproef)
Onderwerp
(wie/wat + pv?)
persoonsvorm = altijd een
werkwoord
.
onderwerp = degene die iets (=pv) doet.
Wanneer ga jij op vakantie?
Slide 13 - Slide
Anke is een taart aan het bakken.
pv =?
Slide 14 - Open question
3. Gezegde (2 opties)
Optie 1: werkwoordelijk gezegde (wg)
= alle werkwoorden in de zin (dus pv + andere werkwoorden).
Let op: het ow
doet
iets + het belangrijkste ww is een
zelfstandig werkwoord
.
In 2017
is
het beeld van meisjesvoetbal totaal
veranderd
.
Slide 15 - Slide
Soms horen er ook woorden bij het wg die zelf geen werkwoord zijn.
Splitsbare werkwoorden
In het weekend
slaap
ik altijd
uit.
(hele ww = uitslapen)
'te' of 'aan het' + hele werkwoord
Hij
zit
al twee uur huiswerk
te maken
.
Slide 16 - Slide
Anke is een taart aan het bakken.
wg =?
Slide 17 - Open question
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
(vraagzin, tijdproef of getalproef)
Onderwerp
(wie/wat + pv?)
Gezegde
(wg of ng)
Slide 18 - Slide
Mijn ouders zijn vandaag de hele dag aan het werken.
pv=?
A
Mijn ouders
B
zijn
C
zijn aan het werken
D
aan het werken
Slide 19 - Quiz
Mijn ouders zijn vandaag de hele dag aan het werken.
ow=?
A
Mijn ouders
B
zijn
C
zijn aan het werken
D
aan het werken
Slide 20 - Quiz
Mijn ouders zijn vandaag de hele dag aan het werken.
wg=?
A
Mijn ouders
B
zijn
C
zijn aan het werken
D
aan het werken
Slide 21 - Quiz
4. Lijdend voorwerp (lv)
Iets/iemand overkomt of ondergaat iets.
Stel de vraag: wie/wat + wg + onderwerp?
Bastiaan heeft een nieuwe telefoon gekregen.
Wat heeft Bastiaan gekregen?
een nieuwe telefoon
= lv
Let op: niet in elke zin staat een lv! + Een zin met een ng heeft NOOIT een lv!
Slide 22 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn oma bezoekt elke donderdag haar zus.
Slide 23 - Open question
Anke is een taart aan het bakken.
lv =?
Slide 24 - Open question
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
(vraagzin, tijdproef of getalproef)
Onderwerp
(wie/wat + pv?)
Gezegde
(wg of ng)
Lijdend voorwerp
(wie/wat + wg + ow?)
Slide 25 - Slide
De jongens gooiden sneeuwballen.
pv=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
Slide 26 - Quiz
De jongens gooiden sneeuwballen.
ow=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
Slide 27 - Quiz
De jongens gooiden sneeuwballen.
wg=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
Slide 28 - Quiz
De jongens gooiden sneeuwballen
lv=?
A
De jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen
Slide 29 - Quiz
De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?
Slide 30 - Open question
Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?
Slide 31 - Open question
Zet de (onderdelen van) de zinsdelen bij de juiste benaming.
wg
ww gezegde
ond
onderwerp
lv
lijdend voorwerp
mv
meewerkend voorwerp
bwb
bijwoordelijke
bepaling
ng
nw gezegde
De
lieve
kleinzoon
gaat
voor
een
cadeau
kopen.
zijn
oma
morgen
Slide 32 - Drag question
Zet de (onderdelen van) de zinsdelen bij de juiste benaming.
wg
ww gezegde
ond
onderwerp
lv
lijdend voorwerp
mv
meewerkend voorwerp
bwb
bijwoordelijke
bepaling
ng
nw gezegde
je
vader
de
Is
nieuwe
medisch
centrum
geworden?
dokter
in
het
Slide 33 - Drag question
Zet de (onderdelen van) de zinsdelen bij de juiste benaming.
wg
werkwoordelijk gezegde
ond
onderwerp
lv
lijdend voorwerp
mv
meewerkend voorwerp
bwb
bijwoordelijke
bepaling
De
lieve
kleinzoon
is
voor
een
cadeau
geworden.
zijn
oma
morgen
Slide 34 - Drag question
More lessons like this
HWW en ZWW
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Woordbenoemen - zww en hww
November 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
Les 6 - uitleg hww en zww
February 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
HWW en ZWW
February 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2 Havo - theorie week 15 H3 zww, kww en hww
April 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Formuleren les 1 2vd
October 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
week 40 herhalen - zww, kww en hww
October 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordbenoemen - zww, kww en hww
May 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2