Formuleren les 1 2vd

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Formuleren les 1 2vd
Fijn dat je er bent!

Pak je schrift, pen en Chromebook.

Slide 2 - Slide

Lesplanning
Opstart les                        -     3 min.
Theorie (interactief)     -     7 min.
Aan de slag                       -     8 min.
Theorie (interactief)     -     7 min.
Aan de slag                       -      8 min.
Afronding les                   -      3 min.

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les Γ©n na het maken van de opdrachten:

- Ken je de kenmerken van het zelfstandig werkwoord (zww) en het hulpwerkwoord (hww) 
- Ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Slide

Ken jij het verschil tussen een hww en zww?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Als er meerdere ww in een zin staan is het zww nooit de pv!

Slide 6 - Slide

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 7 - Slide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 8 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 9 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 10 - Drag question

Aan de slag
Maak vanuit Classroom de opdracht hww/zww

timer
8:00

Slide 11 - Slide

In hoeverre begrijp je nu het verschil tussen een hww en een zww?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 12 - Poll

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vangt SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak vanuit Classroom de opdracht bijwoord/bijv.nw. -> huiswerk.

Pecha Kucha is beoordeeld.
In stilte naar kijken.
Vraag? Dan zet ik een stip erop.
Cijfer komt in Som

timer
8:00

Slide 20 - Slide

Lesdoel behaald?
Aan het eind van deze les Γ©n na het maken van de opdrachten:

- Ken je de kenmerken van het zelfstandig werkwoord (zww) en het hulpwerkwoord (hww) 
- Ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 21 - Slide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 23 - Quiz