Bezittelijk voornaamwoord

Nederlands
maandag 18 september 2023
2M2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
maandag 18 september 2023
2M2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Grammatica: 
- Nakijken samengestelde zinnen
- Uitleg persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord.
- Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, 
een groep personen, 
voorwerpen of 
onzichtbare zaken.

Hij slaat haar.
Wij zien jullie.
Zij horen ons.

Slide 3 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
- Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Iets is dus van iemand.

- Tip: als je twijfelt tussen persoonlijk of bezittelijk: vul het bezittelijke voornaamwoord ‘mijn’ in.

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
In het eerste rijtje zie je de bijvoeglijke bezittelijke voornaamwoorden, 
in het tweede rijtje de 
zelfstandige bezittelijke 
voornaamwoorden.

Slide 5 - Slide

Mijn zusje kamt haar haar wel drie keer op een dag.
A
mijn = pers.vnw haar = pers.vnw
B
mijn = bez.vnw. haar = pers.vnw
C
mijn = bez.vnw haar = bez.vnw
D
mijn = pers.vnw haar = bez.vnw

Slide 6 - Quiz

Wat is hier het bezittelijk voornaamwoord:
Die auto die daar staat is de onze.
A
die (1)
B
die (2)
C
staat
D
de onze

Slide 7 - Quiz

Wij hebben hem gekocht omdat hij mooi oranje is.
A
wij = pers. vnw hem = pers. vnw
B
wij = bez. vnw hem = pers. vnw
C
wij = pers. vnw hem = bez. vnw
D
wij = bez. vnw hem = pers. vnw

Slide 8 - Quiz

Jullie oma rijdt in onze auto mee.
A
jullie = pers. vnw onze = pers. vnw
B
jullie = bez. vnw onze = pers. vnw
C
jullie = pers. vnw onze = bez. vnw
D
jullie = bez. vnw onze = bez. vnw

Slide 9 - Quiz

Het is niet zijn iPhone, het is de hare.
A
het = lidwoord zijn = bez. vnw
B
het = pers. vnw zijn = bez. vnw
C
het = lidwoord zijn = pers. vnw
D
het = pers. vnw zijn = pers. vnw

Slide 10 - Quiz

Ik leen jullie mijn boeken.
A
ik = pers. vnw jullie = pers. vnw
B
ik = bez. vnw jullie = pers. vnw
C
ik = pers. vnw jullie = bez. vnw
D
ik = bez. vnw jullie = bez. vnw

Slide 11 - Quiz

Ik heb jou niet gevraagd om je mening geloof ik.
A
jou = pers. vnw je = pers. vnw
B
jou = bez. vnw je = pers. vnw
C
jou = pers. vnw je = bez. vnw
D
jou = bez. vnw je = bez. vnw

Slide 12 - Quiz

Dus...
Als je twijfelt of iets een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is,
dan kijk je of je het woord kunt vervangen door 'mijn'.

Als de zin dan nog goed klinkt, is het een bezittelijk voornaamwoord!

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5, op blz. 206 en 207

Slide 14 - Slide

Vind je dit nog lastig?
Dan mag je online blijven en kunnen we samen naar de opdrachten kijken.

Slide 15 - Slide