Maken opdracht 1, 2,3, 4 en 5 op bladzijde 202 en 203. Opdracht 2 en 5 maak je in je schrift.
Leer de woorden van week 2 uit je hoofd.
Kijk op bladzijde 277 wat ook al weer werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels zijn.
Leg schrift en boek open.