LES 4

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/ laptop voor je

       Start je Chromebook/ laptop op

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je tas of in je jas

      

Leerdoelen

Aan het einde van de les ...

• heb ik mijn woordkennis getest en geoefend.
• heb ik (de uitspraak van) nieuwe woorden geoefend.
• heb ik opdrachten gemaakt om de nieuwe woorden te oefenen.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Introductie

Tijdens de vorige lessen hebben jullie de woorden bij dit thema geoefend in Quizlet. Vandaag doen we dit ook, maar dan een beetje anders.

Quizlet

Jullie vormen zo 2 teams en gaan achter elkaar in een rij staan.

Je ziet zo steeds een Nederlands woord.

Je schrijft de Engelse vertaling op het bord.

Weet je het niet? Dan geef je de stift aan degene 

achter je, en sluit je achteraan aan.

Welk team heeft de meeste antwoorden goed?

https://quizlet.com/339313591/flashcards

Listen and repeat!

Wat is de verleden tijd van...
play

Wat is de verleden tijd van...
listen

Wat is de verleden tijd van...
work

Wat is de verleden tijd van...
do (let op!)

Wat is de verleden tijd van...
make (let op!)

Kevin (talk) ... to his friend
the whole evening.

1. tolk
2. talked
3. talled
4. tolked

This tree (fall) ... on our
car last night.

1. falled
2. fill
3. faled
4. fell

Puzzel

Je maakt de puzzel op deze foto op je werkblad.

Maak de verleden tijd.

He ... much too late.

1. bought
2. did
3. woke up
4. played

Maak de verleden tijd.
He ... fresh fruit at
the supermarket

1. bought
2. did
3. woke up
4. played

Maak de verleden tijd.

He ... a salad for lunch.

1. bought
2. did
3. made
4. played

Maak de verleden tijd.
He ... basketaball
with a friend.

1. bought
2. did
3. made
4. played

Maak de verleden tijd.
He ... a smoothie in the
kitchen.

1. bought
2. did
3. made
4. played

Maak de verleden tijd.
He ... a smoothie in the
kitchen.

1. bought
2. did
3. made
4. played

Video

Bekijk de foto's.

Kijk en luister naar de video.

Welke foto past het beste bij

wat je hebt gezien??

Lezen

Je krijgt zo een recept te zien.

Het recept is echter nat geworden...

Vul de juiste woorden in op de goede plek.

Dit doe je op je wisbordje.

Lezen

Je krijgt zo een recept te zien.

Het recept is echter nat geworden...

Vul de juiste woorden in op de goede plek.

Dit doe je op je wisbordje.

Words

add

easy

enjoy

ingredients

spinach

use

Spreken

We bekijken en bespreken zo een woordoverzicht.

Daarna maak je een opdracht met deze woorden.

Welk woord komt er op de plek van het     ?

Vul de antwoorden in op je wisbordje.

Lezen

Je krijgt zo een recept te zien.

Het recept is echter nat geworden...

Vul de juiste woorden in op de goede plek.

Dit doe je op je wisbordje.

Words

add

easy

enjoy

ingredients

spinach

use

Spreken

1. It's important to ... when you want to run a marathon.
   
   
2. Making an appointment is easy. You can ... us at 0612345678
   
   
3. What happened to you? There is ... on your shirt!

Spreken

4. My brother had an accident 
    yesterday. He is in ... now.

5. I broke my leg. I can't work. I need
    a doctor's ... 

6. I always get ... when I am on a bus.

Spreken

1. Listen and repeat!
   
   
2. De spinner kiest één van jullie namen. Wordt jouw naam uitgekozen?
   
   Dan lees je steeds één van de woorden voor.
   
   De andere leerlingen klikken aan wat ze horen.

Welk woordje hoor je?

much

nuts

Welk woordje hoor je?

fish

fresh

Welk woordje hoor je?

appointment

important

Welk woordje hoor je?

nose

note

Welk woordje hoor je?

healthy

really

Welk woordje hoor je?

head

hand

Welk woordje hoor je?

finger

visit

Welk woordje hoor je?

tired

eye

Welk woordje hoor je?

juice

June

Welk woordje hoor je?

knee

need

Schrijven

Tijdens de vorige les heb je zinnen afgemaakt in het Engels. 
Misschien heb je de antwoorden toen opgezocht op Google Translate.

Weet je de antwoorden nog? (zonder Google Translate te gebruiken)

It is (kwart voor 6)

See you (over 4 weken)

I (heb een afspraak) on Friday, June 16.

Harry (kan niet werken) today. He is ill.

Susan (heeft nieuwe schoenen gekocht) last week.

There are (verse groenten in de koelkast)

Klik op de spinner

Formatief evalueren