14.2 en 14.3 Voortplanting

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Slide

Herhaling. Bij welk proces komt koolstofdioxide vrij in een plant? En bij welk proces is er koolstofdioxide nodig?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Wat is de beperkende factor bij lichtintensiteit 3?
A
Licht
B
Licht of iets anders, weet je niet
C
In elk geval niet licht
D
CO2

Slide 4 - Quiz

Vanaf wanneer is de fotosynthese groter dan de dissimilatie?
A
0 lux
B
2 lux
C
4 lux
D
6 lux

Slide 5 - Quiz

Wat is de maximum productie van zuurstof in deze plant?
A
-400
B
0
C
600
D
1000

Slide 6 - Quiz

Doel
  • Je kunt aangeven op welke plaatsen in een plant deling kan plaatsvinden
  • Je herkent delende cellen aan de grootte, zichtbaarheid van chromosomen, mate van specialisatie

Slide 7 - Slide

Stamcellen zijn nog ongedifferentieerd

Slide 8 - Slide

niet omhoog, wel dikkere letters

Slide 9 - Slide

delende cellen vind ik

Slide 10 - Drag question

Doelen
  • Je kunt beargumenteren wat de voor- en nadelen zijn van geslachtelijke voortplanting ten opzichte van ongeslachtelijke voortplanting.
  • Je kunt van een willekeurige wilde bloem in het veld de verschillende onderdelen benoemen en de functie van deze onderdelen voor de voortplanting uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe bij planten bevruchting plaats vindt en hoe embryos en zaden gevormd worden.
paragraaf 14.3 & 14.4

Slide 11 - Slide

overzicht

Slide 12 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
levert exacte genetische kopieën van de moederplant (klonen). 

bollen en knollen gunstiger bij koudere klimaten

Slide 13 - Slide

twee-jarige cyclus

Slide 14 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
  • zaadcellen en eicellen vormen samen een embryo.
  • alle embryo's zijn genetisch verschillend (broertjes/zusjes) van de ouderplanten.

waar zitten de zaadcellen, eicellen en embryo's bij een plant??

Slide 15 - Slide

Wanneer geslachtelijk?
Geslachtelijke voorplanting is vooral nuttig als de omstandigheden niet ideaal zijn, of als de plant heel snel heel veel nakomelingen wil maken.

Ongeslachtelijke voortplanting is vooral handig voor planten die op een gunstige plek staan en de jonge planten veel meer voedingsstoffen willen meegeven.

Slide 16 - Slide

Om te voorkomen dat een ziekte niet een hele populatie planten kan uitroeien doen ze (onbewust) aan
A
geslachtelijk voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 17 - Quiz

Een bloemkweker die de perfecte roos heeft gekweekt zal deze vermeerderen door:
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 18 - Quiz

Een bloemkweker die de perfecte roos heeft gekweekt zal deze vermeerderen door ongeslachtelijke voortplanting? Wat is een enorm nadeel van het alleen maar hebben van klonen van die ene mooie roos?

Slide 19 - Open question

Veel+klein of weinig+groot
Geslachtelijke voortplanting gaat met behulp van zaden

Het is veel en klein óf minder en groter (de hoeveelheid energie en bouwstoffen is beperkt)

voor een goede start op een plek met veel concurrentie zijn grotere zaden handig (vaak verspreid door dieren)

voor verre verspreiding zijn kleine zaden handig (verspreiding door wind)

Slide 20 - Slide

naakt/bedektzadigen
bij bedektzadigen liggen zaden in een vrucht (met schil en vruchtvlees)

bij naaktzadigen liggen de zaden open 

Slide 21 - Slide

bedektzadigen
naaktzadigen

Slide 22 - Slide

welke vorm(en) van voortplanting zijn heel geschikt in gebieden waar seizoensgebonden kou of droogte voorkomt?
A
bollen
B
knollen
C
uitlopers
D
wortelstokken

Slide 23 - Quiz

welke vorm(en) van voortplanting gebruikt een boer die heel veel maisplanten wil kweken.
A
geslachtelijk
B
ongeslachtelijk natuurlijk
C
ongeslachtelijk kunstmatig

Slide 24 - Quiz

de stamcellen zitten hier

Slide 25 - Drag question

De berk is (voor een boom) een pionier. Hij moet z'n zaden ver verspreiden naar nieuwe open plekken. Hij maakt dus
A
Veel kleine zaden
B
Veel grote zaden
C
weinig kleine zaden
D
weinig grote zaden

Slide 26 - Quiz