Les 29 maart

1 / 23

Slide 1: Slide

FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme d'aujourd'hui

1. QUIZ

2. EXPLICATION: Passé composé (BRON D)

3. AU TRAVAIL exercice + corriger + signer + travailler

Slide 2 - Slide

april =

timer

0:20

Slide 3 - Open question

juli =

timer

0:20

Slide 4 - Open question

maart =

timer

0:20

Slide 5 - Open question

de tuin

timer

0:20

Slide 6 - Open question

wie

timer

0:20

Slide 7 - Open question

EEN oma

timer

0:20

Slide 8 - Open question

EEN oom

timer

0:20

Slide 9 - Open question

chez

timer

0:20

Slide 10 - Open question

bien sûr

timer

0:20

Slide 11 - Open question

demander

timer

0:20

Slide 12 - Open question

rencontrer

timer

0:20

Slide 13 - Open question

de nicht (laatste vraag)

timer

0:20

Slide 14 - Open question

Le programme d'aujourd'hui

1. QUIZ

2. EXPLICATION: Passé composé (BRON D)

3. AU TRAVAIL corriger + signer + travailler

Slide 15 - Slide

Le passé composé

Ik loop/ werk/ reis/ fiets.

- présent (the present): tegenwoordige tijd (NU)

- 1 werkwoord

Ik heb gelopen/ gewerkt/ gereisd/ gefietst.

- passé composé (the past): verleden tijd

- 2 werkwoorden: hebben en ge......

- 'Hebben' verandert, het 'ge....''-werkwoord niet (jij hebt gelopen/....)

Slide 16 - Slide

Le passé composé

Ik heb gelopen/ gewerkt/ gereisd/ gefietst.

Werkwoord 1: hebben (avoir) Werkwoord 2: ge....

j'ai = ik heb

tu as = jij hebt

il/elle (on) a = hij/zij heeft (wij hebben)

nous avons = wij hebben

vous avez = u heeft (jullie hebben)

ils/ elles ont = zij hebben

werkwoord

MIN ER + É

Slide 17 - Slide

Le passé composé

VOORBEELD: DANSER VOORBEELD: NAGER

Ik heb gedanst. Jij hebt gezwommen.

J'ai dansé. (min er + é) Tu as nagé. (min er + é)

werkwoord

MIN ER + É

j'ai

tu as

il/elle (on) a

nous avons

vous avez

ils/ elles ont

Slide 18 - Slide

Le passé composé

eten = manger

ik heb gegeten = ....................?

jij hebt gegeten = ....................?

zij heeft gegeten = ....................?

wij hebben gegeten = ....................?

u heeft gegeten = ....................?

jullie hebben gegeten = ....................?

zij hebben gegeten = ....................?

AVOIR

j'ai

tu as

il/elle (on) a

nous avons

vous avez

ils/ elles ont

Slide 19 - Slide

Le passé composé

eten = manger

j'ai mangé

Tu as mangé

elle a mangé

nous avons mangé

vous avez mangé

ils (of elles) ont mangé

AVOIR

j'ai

tu as

il/elle (on) a

nous avons

vous avez

ils/ elles ont

Slide 20 - Slide

Le programme d'aujourd'hui

1. QUIZ

2. EXPLICATION: Passé composé (BRON D)

3. AU TRAVAIL faire les exercices + corriger + signer + travailler

Slide 21 - Slide

Au travail!

1. Fais les exercice du stencil Maak oefeningen v/h stencil

2. Corrige les devoirs kijk na

3. Viens signer kom aftekenen/afvinken

4. Regarde le planning Bekijk de planning

Fais les nouveaux devoirs Maak het nieuwe huiswerk

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Les 29 maart

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

More lessons like this

M3 onregelmatige ww passé composé

Le PASSE-COMPOSE avec avoir

2D H1 les 5 le passé composé

1D Le passé composé tweede les

2B H1 les 5 le passé composé

1A - Le passé composé eerste les

1A - Le passé composé eerste les

Le passé composé met "avoir"