15.2 Populaties

Je gaat deze lessonup zelfstandig doornemen.

Lees goed de teksten en bekijk de filmpjes met aandacht
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Je gaat deze lessonup zelfstandig doornemen.

Lees goed de teksten en bekijk de filmpjes met aandacht

Slide 1 - Slide

Het volgende filmpje gaat over emergente eigenschappen
Dit is een begrip dat in de ecologie gebruikt wordt

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Een emergente eigenschap
A
komt tevoorschijn
B
treedt op op een lager organisatieniveau
C
is iets moeilijks
D
treedt op op elk hoger organisatieniveau

Slide 4 - Quiz

15.2 Populaties

Slide 5 - Slide

Een populatie is een
A
levensgemeenschap
B
alle individuen van 1 soort
C
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
D
alle soorten in een ecosysteem

Slide 6 - Quiz

Kleine populaties
Een kleine populatie heeft vaak een kleine fitness (het vermogen om allelen door te geven aan de volgende generatie) door:
  • inteelt: grotere kans op doorgeven recessief allel
  • ziekte
  • predatie
  • parasieten
  • biotische factoren
  • abiotische factoren

Slide 7 - Slide

Abiotisch
Biotisch

Slide 8 - Drag question

Populatiedynamiek

Slide 9 - Slide

Een populatie groeit door
A
geboorte en emigratie
B
sterfte en emigratie
C
geboorte en immigratie
D
sterfte en immigratie

Slide 10 - Quiz

Eiland
Op een (ei)land kunnen veel soorten organismen leven door de aanwezigheid van verschillende habitats en ecologische niches.
Habitat: leefomgeving van een organisme met specifieke (a)biotische eisen van een soort (verg. adres)
Niche: complexe interactie van een organisme met de omgeving (verg. beroep)

Slide 11 - Slide

Soorten kunnen zich gemakkelijk in een nieuw gebied vestigen als er
A
veel habitats en weinig niches zijn
B
veel habitats en veel niches zijn
C
weinig habitats en weinig niches zijn
D
weinig habitats en weinig niches zijn

Slide 12 - Quiz

Soorten kunnen zich gemakkelijk in een nieuw gebied vestigen als er ... is.
A
een geschikt habitat
B
concurrentie

Slide 13 - Quiz

Biodiversiteit
De biodiversiteit is het aantal verschillende soorten in een ecosysteem. De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 14 - Slide

Welke bewering is juist?
A
Een voorbeeld van een gradiëntecosysteem is van hoog naar laag
B
In een gradiëntecosysteem is de biodiversiteit hoog
C
Beweringen A en C zijn juist

Slide 15 - Quiz

Eilandtheorie
De biodiversiteit van geïsoleerde gebieden hangt af van de afstand tot het andere gebied en de grootte van het gebied. 
Een groot gebied kent een grotere biodiversiteit dan een klein gebied.
Hoe verder het gebied weg ligt, hoe kleiner de biodiversiteit.

Slide 16 - Slide

B: korte reisafstand, klein eiland
D: korte reisafstand, groot eiland
A: lange reisafstand, klein eiland
C: lange reisafstand, groot eiland

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Pak Binas 93C erbij. Bij kolonisatie van twee even grote eilanden leeft het grootste aantal soorten op het eiland
A
ver van het vaste land
B
dichtbij het vaste land

Slide 19 - Quiz

Bij kolonisatie van twee eilanden leeft het grootste aantal soorten op het eiland ... het vaste land
A
dichtbij / klein
B
ver weg / klein
C
dichtbij /groot
D
ver weg / groot

Slide 20 - Quiz

In een klein bos dichtbij andere bossen leven ... soorten dan in een klein bos verderop
A
meer
B
minder

Slide 21 - Quiz

Er zijn .... soorten op een geïsoleerde berg dan in een bergketen
A
meer
B
minder

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Founder effect
Kolonisatie
weinig genetische diversiteit, want stamt af van een klein groepje individuen.

Slide 24 - Slide

Flessenhals of Bottle neck effect
Ramp --> afname aantal individuen  en verandering allelfrequenties

Ook nu weer weinig genetische diversiteit 

Slide 25 - Slide

Genetic drift
Bij genetic drift verandert een genenpool door puur toeval. Bij kleine populaties heeft dit grote gevolgen.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Sterft een groot deel van de populatie en is er geen immigratie dan is er sprake van een ...
A
flessenhals effect
B
founder effect

Slide 28 - Quiz

Bron 6 (15.2) en BINAS 93C
De grootte van een eiland heeft invloed het aantal soorten dat op een eiland leeft.
Welke uitspraak is/ zijn juist?
A
Op een groot eiland sterven soorten sneller uit dan op een klein eiland
B
De immigratie-snelheid is altijd groter op een groot eiland
C
Op een groot eiland leven altijd meer soorten dan op een klein eiland
D
De immigratie-snelheid is groter op een eiland dichtbij dan ver weg

Slide 29 - Quiz

Na een ramp kunnen veel dieren uit een populatie sterven. De genetische diversiteit binnen deze populatie neemt daardoor af. Hoe noemen we dit?
A
Genetic drift
B
Foundereffect
C
Flessenhalseffect
D
Eilandtheorie

Slide 30 - Quiz

Je bent klaar!

Slide 31 - Slide